326
14 december 1962.
door de heer Brandsma en mevr. Vriesendorp. Als de heer Enschedé zegt,
dat hij voor centrale verwarming voelt en dat het nederlandse volk daar
wat voor over moet hebben, terwijl de rijksoverheid juist van de subsidi-
ëring van de woningwetwoningen af wil, dan moet men de consequenties
trekken en zeggen: nee overheid, daar moeten we niet vanaf, we moeten
zelfs bereid zijn daarvoor meer op te brengen en dat willen we op ons
belastingpapier zien. Dan gaat spreker daarmede volkomen akkoord Dat
zou spreker graag als sluitstuk van het betoog willen horen.
Wethouder Mr. van Wijk gelooft dat een weg zai moeten worden ge-
vonden tussen wat gewenst wordt en wat mogelijk is, zoals over het alge-
meen met besturen het geval is. Hartverwarmend is het enthousiasme
waarmee diverse leden gepleit hebben voor centrale verwarming in elke
woning. Even juist is de meer nuchtere realiteitszin van anderen, die zich
afvragen of dat wel allemaal kan. Spreker is er van overtuigd, dat we naar
een toekomst gaan waarin dat allemaal beter zal kunnen, maar we leven
in het heden dus zullen we ook een beetje in het heden moeten blijven bij
onze beslissingen. Het college heeft er al eerder blijk van gegeven, dat het
eigenlijk voorstander is van centrale verwarming in woning-wetwoningen.
Wanneer de huur van woningwetwoningen in de Rivierenbuurt al f 20,
per week is, dan zou dat f 25,per week worden. Er wordt verschillend
gedacht over het percentage van het loon dat besteed kan worden voor het
wonen. Zweden gaat daar zeer ver in. Omdat men elke dag in zijn woning
woont, gelooft spreker, dat men die zo gerieflijk mogelijk moet inrichten.
In antwoord op een opmerking van de heer Verkouw zegt spreker, dat
met alleen de gemeenschap en de Staat hier offers zullen moeten brengen
maar ook de bewoners. Als men iets bepaald wil, zal men in de eerste plaats
zelf daartoe de offers moeten brengen en sommige dingen moeten nalaten,
omdat men vaak niet het een en het ander kan. Het is lang niet altijd de
gemeenschap die maar heeft te zorgen voor dit en voor dat. Men moet in
de eerste plaats beginnen bij zichzelf en dan zai de gemeenschap zich daar-
bij aansluiten. Hier ligt voor beiden een taak en laat men hierbij niet een-
zijdig worden. De heer Enschedé heeft belangwekkende cijfers genoemd
Die cijfers op zichzelf zeggen natuurlijk niet veel. Men moet zich daarbij
n.l. afvragen of in die landen ook woningwetwoningen met rijkssubsidie
of premiewoningen zijn gebouwd zoals in Nederland of dat men aaar ai-
ieen de vrije markt laat bouwen. Spreker meent, dat hoe minder de sociale
voorzieningen zijn hoe hoger het percentage woningen met centrale ver-
warming zal liggen en hoe meer sociale voorzieningen er zijn hoe lager
dat percentage zal liggen. Wanneer in het buitenland op dezelfde wijze
gebouwd wordt als in Nederland, geleid en afgewogen zou spreker bijna
zeggen, dan gelooft hij, dat het bedoelde percentage altijd lager zal lig-
gen nu het geval is. Het college zou wensen, dat in alle woningen,
hetzij in blokverwarming maar dat kan haast niet bij de hoeveelheid
woningen die Heemstede mag bouwen hetzij anderszins centrale ver-
warming kon worden ingebouwd. Burgemeester en wethouders zijn over-
tuigd, dat tegenover het gedeelte van de bewoners dat de extra kosten zal
kunnen en willen dragen, een ander gedeelte staat, dat dit niet kan, zodat
voor de bewoners die het wel kunnen betalen en voor de bewoners die het
niet kunnen betalen zal moeten worden gebouwd. Gaarne zal het college
onderzoeken wat in dit opzicht op het moment mogelijk is. Het wil spre-
ker voorkomen, dat in elk geval toch wel een gedeelte van deze woningen,
als men daarmee niet boven de limiet komt, gebouwd zal kunnen worderi
mêt centrale verwarming. Dit zal ên voor de studerende jeugd ën voor de
huisvrouw zijn nut afwerpen.
Ook zijn er energie- en krachtbronnen aangeboord, die onbeperkte
mogelijkheden in zich verborgen houden. Het is goed zich daar nu al op in
te stellen, zonder de realiteit van het heden uit het oog te verliezen. Men