328
14 december 1962.
warming te gaan wonen en daarvoor iets meer huur te betalen.
De heer Zegwaart zegt, dat het woord filosoferen is gevallen. Spreker
heeft vroeger wel eens een ander woordt gebruikt voor dat soort gedachten-
wisselmg n.l. dromen. Zojuist heeft hij niet zitten dromen want het was
echt zijn bedoeling om in deze te stimuleren. Als dat niet gedaan wordt
komt er van centrale verwarming in woningwetwoningen nooit wat terecht.
Spreker zou het buitengewoon op prijs stellen, als burgemeester en wet-
houders zouden proberen in een aantal woningen centrale verwarming te
krijgen. Spreker vraagt zich af wanneer men met deze ingrijpende maat-
regel beter kan beginnen dan vandaag de dag. Men schreeuwt het van de
daken, dat we in een welvaartssituatie verkeren. Nu moet men dit wel met
^en korreltje zout nemen, omdat er altijd nog mensen zijn, die helemaal
met van die welvaart profiteren, maar spreker heeft al uitdrukkelijk ge-
zegd, dat er onder de arbeiders van Heemstede op het ogenblik echt een
aantal mensen is, dat wel een woning met centrale verwarming zou
kunnen huren. Spreker hoopt inderdaad, dat het college een weg zal weten
te vinden om hiermede in Heemstede een begin te maken.
Wethouder Mr. van Wijk zegt, al opgemerkt te hebben, dat hij in elk ge-
val persooniijk bereid is te proberen in hoeverre in een gedeelte van deze
te bouwen woningwetwoningen een centrale verwarming kan worden inge-
bracht. Spreker zegt gedeeltelijk, juist ook al om te voldoen aan de wen-
sen van andere raadsleden, die vrezen dat anders een bepaalde categorie
woningzoekenden zal worden uitgesloten. Spreker is er van overtuigd, dat
hij in dit opzicht het college wel mee zal kunnen krijgen. Wanneer hij de
discussie goed heeft beluisterd, behoeft hij niet te vragen hoe de raad hier-
over denkt.
Punt 54
Mr. Pliester zegt, zeer verbaasd te zijn over het antwoord op deze
vraag, hetwelk hij geen antwoord vindt. Het is een herhaling van een ook
nog oP 27 april 1962 door burgemeester en wethouders ingenomen stand-
punt, dat toen met 15-4 stemmen is verworpen. In die vergadering is aan
burgemeester en wethouders verzocht, het onderzoek naar de mogelijkheden
tot verkoop van woningwetwoningen en de voorbereiding om tot een der-
gelijke verkoop te komen, voort te zetten. Op sprekers vraag naar de uit-
voering van deze motie en nog meer, wordt niet geantwoord. Het antwoord
luidt „Wij voldoen niet aan het verzoek" van de raad. Dit lijkt spreker be-
Paald onjuist. Burgemeester en wethouders hebben uit te voeren wat de
raad, ook tegen hun mening in, besluit en zij hebben niet te doen alsof hun
mets is verzocht. Dat uitvoeren is mede hun taak. Als spreker straks een
motie zal indienen, aarzelt hij nog of daarin moet staan ,,verzoeken" aan
burgemeester en wethouders of „opdragen", misschien is dat laatste meer
nodig. Spreker wil er nog op wijzen, dat die motie van 27 april j.l. met
belangrijke stemmenmeerderheid werd aangenomen en dat daarmede het
debat over het grondprincipe werd afgesloten. Burgemeester en wethouders
hebben voort te gaan met het hun verzochte onderzoek en de voorbereiding
tot verkoop. Of het tijdstip tot verkoop van woningwetwoningen of andere
woningen is aangebroken, heeft de raad niet gevraagd, hoogstens zijde-
lings. De vraag spreekt ook over niet-woningwetwoningen. Daarop is hele-
maal niet geantwoord. Ook daarover zal spreker dus iets in zijn motie on-
nemen.
Tenslotte wijst spreker er op, dat hem onlangs is gebleken, dat in de
Veremgde Staten van Amerika gedurende het hele jaar 1962 de markt voor
onroerend goed geleidelijk is gaan dalen. De prijzen zakken voortdurend
door de volledige bevrediging van de markt en als gevolg daarvan zakken
de bouwprijzen mee. Dit verschijnsel kan zich over 6 jaar hier voordoen,
maar het kan ook over 2 jaar, wie weet over 1 jaar, gebeuren.In deskundigé