340
14 december 1962.
Nu haar fractie hierover haar hart heeft gelucht, stelt zij zich graag ach-
ter het voorstel om over te gaan tot hervatting van de schoolmelkverstrek-
king. Dat doet zij op de volgende drie gronden:
1. bevordering van goede dagelijkse voeding van de opgroeiende jeugd.
2. de opvoedende werking van het gemeenschappelijk melkdrinken.
3. verhoging van het concentratievermogen na de pauze.
De heer Verhoeven heeft de brochure van de Voedingsraad ook gelezen.
Hij moet zeggen, dat de mening van de Voedingsraad beslist niet over-
dreven is. Er zijn echter nog genoeg doktoren die betwijfelen of school-
melk wel nodig en nuttig is. Waar de toestand zo ligt, is spreker toch van
mening, dat hij bij zijn standpunt, dat hij destijds heeft ingenomen, moet
blijven. Zelfs als men nu zegt, dat door een andere wijze van verstrekking
van de melk de overlast voor het onderwijzend personeel zal verminderen,
is spreker alleen maar bang dat het wel zo erg wordt als met de verstrek-
king van meik in flesjes. Het zal een chaos worden, het zal een morspartij
worden van je welste en spreker vreest, dat de stagnatie van de lessen niet
te overzien zal zijn. Hierom is spreker tegen melkverstrekking op school.
Mr. Pliester zegt, dat dit onderwerp al vele malen is besproken. Men
praat hier over iets dat al geweest is. Spreker blijft bij zijn standpunt, dat
in de eerste plaats de ouders zelf moeten zorgen voor de voeding van hun
kinderen. In de tweede plaats blijkt in de praktijk, dat lang niet alle kin-
deren aan het melkdrinken mee doen. Het gemeentebestuur kan alleen de
hoofden van de openbare scholen in zekere zin dwingen hieraan mede te
werken. Het onderwijzend personeel heeft ernstige bezwaren tegen de
schoolmeikverstrekking ook vanwege de zorg voor de betaling en het ge-
knoei van de kinderen. Spreker vraagt zich af of het in een gemeente als
Heemstede wel noodzakelijk is melk te verstrekken en zo ja of dat dan
bepaald in de school moet worden gedaan, of dat men de ouders er op
moet wijzen, dat zij hun kinderen anders moeten voeden. Van de moti-
vering, dat het opvoedend zou werken om gemeenschappelijk wat te drin-
ken, wil spreker zich helemaal distancieren. Spreker kan zich geheel ver-
enigen met wat burgemeester en wethouders over deze onverkwikkelijke
zaak schrijven.
De heer Zegwaart zegt, zich bij het vorige debat over de verstrekking
van schoolmelk een warm voorstander daarvan te hebben getoond. Men
kan dus nagaan, dat spreker zich er over verheugt, dat mevr. Vriesendorp,
niet als V.V.D.-ster maar als arts, nu een pleidooi heeft gehouden vöôr
deze verstrekking. Spreker herinnert zich ook, dat er indertijd nogal be-
zwaren waren van de zijde van het onderwijzend personeel om hieraan
medewerking te blijven verlenen. Spreker heeft zich daarom afgevraagd of
er voor de in te stellen vrouwenadviescommissie misschien ten deze een taak
zou liggen, waardoor de bezwaren van het onderwijzend personeel zouden
kunnen worden opgevangen. Spreker wil hier niet verder op ingaan, maar
alleen verklaren, dat hij zich gaarne aan de zijde zal scharen van diegenen,
die met een voorstel zouden willen komen om burgemeester en wethouders
te verzoeken weer schoolmelk te verstrekken.
De heer van der Linden zegt, de vorige keer met genoegen te hebben ge-
stemd vöôr het behoud van de schoolmelk. Hij is er nu nog temeer een
voorstander van omdat het voorkomt, dat kinderen vroeg van huis gaan en
tussen de middag niet thuis komen, zodat ze een hele tijd van huis zijn.
Spreker is het er mee eens, dat de voeding van de kinderen in beginsel een
taak van de ouders is, maar wanneer de kinderen melk moeten drinken en
ze moeten de melk in een flesje mee naar school nemen, dan wordt de melk
er niet beter op en is ze misschien al bedorven als ze gebruikt moet worden
en dan hebben de kinderen er ook niets aan.