14 december 1962.
289
van Nederlandse Gemeenten. Wat betreft de prestatiebeloning zijn zij
meer vrij. Hierbij gaat het niet zozeer om wat het bureau voor ons doet,
omdat de gemeente dit zelf zal moeten doen. Daar zullen we onze mensen
door middel van cursussen voor moeten opleiden, aannemende, dat bij ei e
dienst de mensen aanwezig zijn, die daarvoor geschikt zijn. Spreker hee
eisteren al gezegd, dat de ervaring met de prestatiebelonmg elders opge-
daan niet al te best was. Slaande ruzies zijn hieruit voortgekomen maar
burgemeester en wethouders zullen zich door die rijstebnjberg heenete
als het een juiste zaak blijkt te zijn. Spreker weet wel, dat meuwe zaken
wel eens te argwanend worden benaderd, maar wanneer deskundigen, al-
thans in sprekers oog toch wel lieden die over deze zaak kunnen mee-
praten steeds minder voorstander worden van de prestatiebelomng, dan
gelooft spreker toch wel, dat voorzichtigheid in dit opzicht geboden îs en
dat ook de vraagtekens, die geplaatst zijn, niet geheel ten onrechte zijn
Het is in de politiek meestal zo met vragen en antwoorden, dat niemand
daarna zegt, dat hij ten volle bevredigd is. Spreker hoopt althans emgszins
te hebben laten blijken hoe het college over deze zaak denkt en meer of
min op de vragen van de heer Brandsma te zijn ingegaan.
De heer Brandsma is blij, dat de wethouder de kritische ondertoon in
sprekers betoog heeft gesnapt. Spreker wil er op wijzen, dat zijn kritische
ondertoon niet in de eerste plaats betrof, dat er een systeem van werk-
classificatie en een systeem van prestatiebelonmg is, al of met uitge<dac
door het Bureau Personeelsbeheer van de Veremgmg van Nederlandse
Gemeenten, maar de houding die het college aanneemt ten aanzien van
het personeelstekort. Spreker zou een aktiever personeelsbeleid van het
colleere in hoge mate waarderen.
De wethouder zegt dat het college ten aanzien van de werkclassificatie
heeft uitgevoerd hetgeen door de raad was besloten en wat door het bu-
reau aan methodiek op tafel is gelegd. Burgemeester en wethouders kon-
den volgens hem niet meer doen. Maar, aldus spreker, de raad heeft op
een gegeven ogenblik aan de bestaande 6 loongroepen de groepen 7 en 8
toegevoegd. Het college zegt nu dat voor deze groepen geen mensen m
aanmerking komen. Betekent dit dan, dat de raad aan de bestaande sca a
nog een uitbreiding heeft gegeven zonder dat daaraan praktisch behoefte
bestond? Dat begrijpt spreker niet. Hij meende, dat de raad een welover-
wogen besluit had genomen en dat dus inderdaad gebruik zou kunnen wor-
den gemaakt van de groepen 7 en 8. Vandaar dus zijn vraag: ,,hoe zit het
daar nu eigenlijk mee?" De wethouder zegt, dat hij bereid îs dit nog eens
te overwegen, maar daar zit eigenlijk niets in. Betekent dat nu, dat de
wethouder van mening is, dat inpassing in de groepen 7 en 8 met mogelijk
is Spreker heeft daar toch wel enig bezwaar tegen. Mogelijk ligt het aan
zijn onbekendheid met de hier ter plaatse bestaande situatie, maar spreker
zou toch wel eens met de wethouder deze hele affaire aan de hand van
het werkclassificatiesysteem zoals dat door het Bureau Personeelsbeheer
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan het college is gepre-
senteerd, willen bekijken. Er moet naar zijn smaak toch wel iets inzitten.
De wethouder heeft voorts gezegd, dat een vergelijking met de cijfers
van Haarlem zo weinig zin heeft, omdat in Heemstede de mensen vaak
manusjes van alies moeten zijn. De mensen moeten hier dus meer func-
ties vervullen dan b.v. in steden als Haarlem, waar men meer gespeciali-
seerd kan zijn in de werkzaamheden, in de functies beter gezegd. In de
taal van de werkclassificatie betekent dit naar sprekers smaak, dat we
hier dus te maken hebben met zogenaamde meervoudige functies tegen-
over de enkelvoudige functies die men dan in de grotere steden heett.
Het gewicht van de functie neemt daardoor toe en men zou dus moeten
zeggen, dat de lonen van dergelijke lieden in Heemstede hoger zouden