38
ie afd.
28 februari 1963
RESTAURATIE VAN „IIET OUDE SLOT"
Aan de Raad,
In onze memorie van antwoord op het voorlopig verslag over de ont-
werp-begroting 1963 hebben wij een voorstel tot restauratie van „Het Oude
Slot" in het vooruitzicht gesteld. Deze toezegging lossen wij hierbij in.
In zeer grote lijnen is de gang van zaken ten aanzien van de restauratie
tot op heden als volgt geweest.
Bij raadsbesluit van 14 augustus 1947, no. 50 is aangekocht de ruïne Het
Oude Slot met slotgracht, duivenpoort, voorpoort, walmuur c.a. inclusief
7.38.00 ha grond voor de prijs van 100.000,Ten laste van deze gronden
is gebracht een bijdrage in de kosten van aanleg en doortrekking van de
Ir. Lelylaan (raadsbesluiten d.d. 30 september 1954, no. 103, en 30 januari
1958, no. 12) tot een bedrag van /49.425,In totaal hebben deze terrei-
nen, inclusief kosten van overdracht c.a. ad 300,dus gekost 149,725,
Het terrein heeft thans een bestemming voor recreatieve doeleinden; o.a.
zal de speeltuin van de Sportparklaan naar deze terreinen worden over-
gebracht. Deze kosten zulien derhalve, ook indien in de toekomst ten dele
een andere bestemming aan de grond mocht worden gegeven, slechts in
geringe mate ten laste van de restauratie behoeven te worden geboekt. In
het navolgende blijven deze kosten daarom buiten beschouwing.
Terstond na aankoop heeft de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodem-
onderzoek een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden en de historische
waarde van restauratie.
Op grond van de resultaten daarvan heeft de Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen bij brief van 1 mei 1948 medegedeeld in be-
ginsel bereid te zijn in de kosten van restauratie van het gehele complex
een rijksbijdrage toe te kennen.
In 1950 werd een restauratieplan met begrotingen en tekeningen, opge-
steld door architect A. A. Kok te Amsterdam, aan de Minister gezonden,
met het verzoek het plan goed te keuren en het percentage van het in
beginsel toegezegde subsidie vast te stellen. In 1951 deelde de Minister
mede, dat, gezien een gebrek aan geldmiddelen voor rijkssubsidie, in 1953
opnieuw een verzoek kon worden ingediend. In 1953 werd het verzoek her-
haald. De Minister antwoordde dat, in verband met de prijsstijgingen, de
begroting moest worden herzien. Nog in hetzelfde jaar zonden wij een
nieuwe begroting in, opgemaakt door architect Y. Kok, zoon van de in-
middels overleden heer A. A. Kok.
Bij brief van 22 november 1955 deelde de Minister mede, dat hij zich met
de strekking en omvang van de ingediende plannen kon verenigen en zeg-
de hij een rijkssubsidie toe van 50 in de eigenlijke restauratiekosten.
Bij raadsbesluit van 30 november 1956, no. 144 werd het rechterbouwhuis
aangekocht voor 35.500,waarvan de restauratie onder de rijkssubsidie-
regeling zou vallen. In hetzelfde jaar diende architect Y. Kok op verzoek
van de Minister een herziene begroting bij ons in.
In 1957 berichtte de Minister, dat eerst na 1960 op subsidie zou mogen
worden gerekend. Wij deelden daarop mede, dat zo spoedig mogelijk met
het herstel van duivenpoort, walmuur en voorpoort een aanvang moest
worden gemaakt. In mei 1958 ontvingen wij daartoe machtiging; in 1962
zou het subsidie kunnen worden aangevraagd.
In het voorjaar 1959 stortte tijdens de restauratiewerkzaamheden de
duivenpoort in. Wij vroegen terstond een bijdrage in de kosten van herstel;
wij deelden tevens mede, dat inmiddels het zuidelijk deel van het rechter-
bouwhuis was gerestaureerd en verzochten gelijktijdig toestemming voor
restauratie van het overige deel, daar anders instorting moest worden ver-
wacht. In januari 1960 keurde de Minister het vereiste krediet voor herbouw