28 maart 1963 51 daarvoor in de plaats ,,de raad", kwam te staan. Spreker weet wel, dat er zo efficiënt mogelijk gewerkt moet worden en dat de raad bepaald niet teveel aan zich moet houden en weinig aan het College moet overlaten. Spreker gelooft alleen, waar het 'hier gaat om de aanwijzing van een ver- tegenwoordiger in een bestuur, welke waarschijnlijk eens in de 4 jaar zal plaats vinden, dat deze aanwijzing bepaald geen bezwaar tegen een effi- ciënte wijze van werken zal opleveren. Spreker stelt er daarom prijs op, dat de raad de vertegenwoordiger benoemt, omdat hij toch wel graag van- uit de raad contact met dergelijke belangrijke instellingen houdt. Wan- neer burgemeester en wethouders de vertegenwoordiger benoemen, ligt het in de lijn, dat ook een lid van het college of een ambtenaar wordt benoemd en dat burgemeester en wethouders er niet zo gauw toe zullen overgaan een lid van de raad te benoemen en spreker zou het juist op prijs stellen als een lid van de raad werd benoemd. Spreker vindt het van belang, ook voor Kennemerduin, dat iemand als vertegenwoordiger wordt aangewezen die niet zoveel werk heeft als de leden van het college, zodat hij de vergaderingen regelmatig kan bijwonen. Spreker is van mening, dat, wanneer men door de raad in een bepaald college is benoemd spre- ker denkt aan het Nijverheidsonderwijs men nog beter met een dus- danig college kan samenwerken. Spreker vraagt, of het college bereid is, de door hem gevraagde wijziging aan te brengen. De heer Verkouw zou aan de benoeming van een vertegenwoordiger uit aet midden van de raad niet zo zwaar willen tillen als de heer Rutgers doet. Vooraf zou spreker de opmerking willen maken, dat het hem gewenst Iijkt, dat burgemeester en wethouders, evenals dit bij Kennemeroord het geval is geweest, vdördat het huis gereed is, eigenlijk gevolg moet geven aan het bepaalde onder letter i, door een financieel deskundige aan te wijzen die de vergaderingen van het bestuur bijwoont. Als het huis een- maal gereed is, kan het college er toe overgaan om de vertegenwoordiger van het gemeentebestuur aan te wijzen. In tegenstelling tot de heer Rutgers is spreker van oordeel, dat deze vertegenwoordiger eigenlijk een spaarzaam gebruik moet maken van zijn bevoegdheid om de vergaderin- gen van het bestuur bij te wonen. Stiohtingsbesturen zijn in de regel mans genoeg om hun eigendommen te beheren. Het feit dat de gemeente een vertegenwoordiger aanwijst, vloeit alleen voort uit de omstandigheid, dat het geld van de overheid hiermee gemoeid is. De vertegenwoordiger zal volgens spreker alleen zijn gezicht moeten laten zien wanneer er pun- ten aan de orde komen die het financieel belang van de gemeente en het algemeen belang raken. Voor zover spreker bekend, is in de stichting Kennemeroord de burgemeester als vertegenwoordiger aangewezen. Spre- ker heeft wel gehoord, dat ook de burgemeester van zijn bevoegdheid een spaarzaam gebruik maakt. Spreker zou de heer Rutgers een eindweegs tegemoet willen komen omdat er twijfel zou kunnen bestaan of onder „gemeentebestuur" het college van burgemeester en wethouders of de raad moet worden verstaan. Voorwaarde h zou dan als volgt gelezen kunnen worden: ,,zal een ver- tegenwoordiger van het gemeentebestuur (en dan tussen streepjes) waar- toe ook de leden van de raad gerekend worden, deel uitmaken". De raad kan dan aan burgemeester en wethouders overlaten spreker gelooft dat men in sommige gevallen daar ook de wethouders wel een plezier mee doet of zij in bepaalde gevallen een lid van de raad willen aanwijzen. Spreker meent dat dit een soort compromis is. Het is een tegemoetkoming aan het verlangen van de heer Rutgers, dat de raad uitspreekt, dat onder „gemeentebestuur" ook de leden van de raad worden gerekend. Ten slotte zou spreker nog op een punt willen wijzen dat ook ter sprake is gekomen in de financiële commissie. Spreker heeft daar n.l. de vraag gesteld, of het stichtingsbestuur van Kennemerduin met deze voorwaarde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 5