52
28 maart 1963
genoegen zal nemen. Toen is geantwoord, dat dit wel het geval is, maar
dat men toch wel graag zou zien, dat iemand van eigen signatuur als ver-
tegenwoordiger werd aangewezen. Dat is nu iets waar spreker het niet
mee eens kan zijn, omdat hij het helemaal niet nodig vindt. De burge-
meester is vertegenwoordiger in het bestuur van Kennemeroord, de heer
Van Wijk zou dan straks moeten opdraven voor Kennemerduin; als er
straks een katholieke stichting komt, zal de heer Bekker moeten optreden
en als de algemene stichting er is, zullen mevr. van der Meulen en de heer
Corver misschien moeten loten.
Is eenmaal een vertegenwoordiger aangewezen, dan zit hij niet als ver-
tegenwoordiger van een partij of een groep, maar dan is hij een vertegen-
woordiger van het gemeentebestuur en dan heeft hij in het bestuur van
de stichting de belangen van de gemeente te behartigen.
Mr. Pliester zou naar aanleiding van het teerlingtje dat de heer Rutgers
heeft geworpen en waaraan de heer Verkouw zich heeft vastgehecht,
willen handhaven hetgeen hij daarover al in de commissie voor de finan-
ciën heeft gezegd.
Het gaat hier naar sprekers gevoel niet om zo'n principiële zaak dat
men moet zeggen, dat de raad hierin moet meespreken. Integendeel het
is theorie. Wanneer de raad de vertegenwoordiger gaat benoemen is het
denkbaar, dat er politieke tendenties gaan meespelen en dat lijkt spreker
toch bepaald niet gelukkig. Spreker is het dan ook met de heer Verkouw
eens dat dit niet gewenst is. Spreker neemt aan dat, wanneer burgemees-
ter en wethouders een vertegenwoordiger moeten aanwijzen, zij ongetwij-
feld iemand zullen kiezen die enigszins de geestesgesteldheid van de stich-
ting waarbij de vertegenwoordiger wordt aangewezen, aanvoelt. Hij heeft
vertrouwen in burgemeester en wethouders ter zake. Spreker meent niet,
dat het bepaald nodig is, bij een gereformeerde instelling een gerefor-
meerde vertegenwoordiger en bij een hervormde instelling een hervormde
vertegenwoordiger aan te wijzen, maar hij heeft er toch wel vertrouwen
in, dat burgemeester en wethouders de vertegenwoordiger met zorg zullen
uitzoeken.
Een tweede punt is, dat spreker er wel iets voor voelt, dat de raadsleden
voor een benoeming als vertegenwoordiger niet worden uitgesloten. Ook
zou spreker bepaald niet willen uitsluiten dat hoofdambtenaren, zoals de
secretaris b.v., als vertegenwoordiger worden aangewezen. Burgemeester
en wethouders zullen naar sprekers gevoel nog beter dan de raad een
geschikte persoon, bij voorkeur een raadslid, kunnen aanwijzen die de
geest van de stichting verstaat en waarvan zij de zekerheid hebben, dat
hij voldoende onafhankelijk tegenover het bestuur staat dat hij waar-
schuwt als er iets niet in orde is. Dat is het punt waar het om gaat.
Wethouder Corver antwoordt, dat de heer Rutgers zijn vragen reeds in
de financiële commissie heeft gesteld. Sindsdien hebben burgemeester en
wethouders daarover nog even gesproken. In de eerste plaats zou spreker
willen zeggen, dat een vergelijking met een onderwijsinstelling als een
nijverheidsschool, die de heer Rutgers heeft getrokken, z.i. toch niet op-
gaat. Daar zijn heel andere belangen te behartigen dan bij een tehuis voor
ouden van dagen. Bij het laatste zal het meer over statische zaken gaan,
terwijl bij het onderwijs veel belangen worden behartigd die telkens weer
veranderen, waardoor regelmatig overleg met de overheid nodig is. Spre-
ker is het met de heer Verkouw eens, dat de vertegenwoordiger van het
gemeentebestuur bepaald niet altijd in de vergaderingen van het stich-
tingsbestuur aanwezig behoeft te zijn. Alleen als er sprake is van finan-
ciële belangen die de gemeente raken moet er contact zijn. Spreker meent
dat het bestuur van zo'n instelling verder aan zijn eigen verantwoordelijk-
heid moet worden overgelaten.
In het besluit staat, dat een vertegenwoordiger van het „gemeente-