116 25 juli 1963 c. verzoek van de Aannemingsmaatschappij P. C. Zanen N.V. d.d. 8 juli 1963 te bevorderen, dat een eventuele bebouwing van de braakliggende grond aan de Lanckhorstlaan wordt aangepast aan het karakter van de buurt. De heer Verkouw wil allereerst zijn compliment maken voor de prachti- ge omschrijving van het bezwaarschrift op de lijst van ingekomen stukken. Hij vindt het een vondst. In feite komt het er op neer, dat de Aannemings- maatschappij P. C. Zanen N.V. zich met een aantal bezwaren tot de raad wendt tegen de oprichting van een benzinestation tussen het kantoor van de N.V. en de percelen die zijn gelegen aan de Bronsteeweg. Spreker neemt aan, dat deze bezwaren op de hinderwet zijn gegrond en dat de N.V. tegenover het college dezelfde bezwaren naar voren heeft gebracht. De N.V. hanteert n.l. dezelfde criteria, welke de hinderwet noemt n.l. ge- vaar, schade of hinder. Een vergunning ingevolge de hinderwet kan alleen met de wet in de hand worden geweigerd. Als de aangevoerde argumen- ten niet steekhoudend zijn, kunnen burgemeester en wethouders de ver- gunning niet weigeren. Misschien vandaar de wat magere informatie aan de raad om het bezwaarschrift voor kennisgeving aan te nemen. Toch gelooft spreker dat niemand gelukkig is met een benzinestation op deze plaats. Ten eerste wordt het station geplaatst daar, waar een ver- smalling van de Lanckhorstlaan optreedt, ten tweede zijn er al voldoende benzinestations in de omgeving en ten derde zullen er verkeerstechnische moeilijkheden ontstaan door het stopgebod vôör het voorrangskruispunt Bronsteeweg/Lanckhorstlaan. De verordening benzinepompen zal ook moe- ten worden gerespecteerd. Artikel 6 van deze verordening noemt impera- tief de gevallen waarin een aanvraag moet worden geweigerd. Eén daar- van is, indien de benzinepomp zodanig zou worden geplaatst, dat zij een ontsierende werking in de omgeving zal hebben. Spreker meent dat alle benzinepompen dat wel hebben, maar misschien hebben burgemeester en wethouders daaraan in dit geval niet zwaar getild. Voorts is bepaald, dat de vergunning wordt geweigerd indien hinder kan worden verwacht in verband met de nabijheid van kerken, scholen, rusthuizen e.d. gebouwen. Het is bekend, dat tegenover het te stichten benzinestation de Jacoba- school staat. Volgens informaties heeft het schoolbestuur, na overleg met het personeel, toch wel ernstige bedenking tegen het feit, dat hier een benzinestation zal komen. Het is n.l. zo, dat kinderen altijd willen kijken als er iets gebeurt en vöôr schooltijd is er altijd gelegenheid om over te wippen. Hier zal men misschien van gevaar kunnen spreken maar daar spreekt de verordening niet van; er wordt wel gesproken van hinder. Het spreken van hinder in dit geval zou misschien wat overtrokken zijn, hoewel spreker zich kan voorstellen dat automobilisten, die niet snel ge- holpen worden, regelmatig op de claxon drukken. De Voorzitter: „Zo zijn automobilisten niet." De heer Verkouw zegt, dat zijn vraag dus is of burgemeester en wethou- ders, gewapend met de verordening benzinepompcn, de bezwaren toch niet te licht hebben laten wegen en mitsdien van plan zijn de gevraagde vergunning af te geven. Voorts schrijft de N.V. in haar adres, dat destijds, bij de bouw van haar kantoor, de toezegging is gedaan, dat de naastgelegen grond als tuingrond zou worden gebezigd. Heeft het gemeentebestuur niet het gevoel, dat hier dan een morele verplichting bestaat? Spreker kan er niet teveel van zeg- gen, want de raad heeft destijds ook besloten daar een sportgebouw te stichten. Die toezegging heeft de raad dus ook zeif naast zich neergelegd. Zeer belangrijk vindt spreker het, dat het uitbreidingsplan van 1954 aangeeft, dat bedoelde grond bestemd is voor bijzondere en openbare be- bouwing. De algemene opvatting is, dat onder bijzondere- en openbare be-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 2