118
25 juli 1963
een school is, vindt spreker niet van veel belang omdat stilstaande auto's
geen gevaar opleveren. Z.i. leveren passerende auto's meer gevaar op dan
auto's die naar het benzinestation gaan. Dat de kinderen daar misschien
eens gaan kijken speelt z.i. geen rol. Spreker meent dat burgemeester en
wethouders aan de hand van de benzinepompverordening' geen argumenten
kunnen vinden om op grond daarvan de aanvrage af te wijzen. Zij hebben
het tenminste niet kunnen zien. Afgezien van de vraag of de vergunning
ingevolge de hinderwet kan worden afgewezen spreker gelooft niet dat
er bezwaren van betekenis kunnen worden ingebracht meent spreker
dat er eigenlijk nauwelijks reden is om de bebouwing van dit stukje grond
niet toe te staan. Burgemeester en wethouders hebben deze zaak uitvoerig
besproken waarna zij hebben besloten de fa. van Lent, wanneer het zover
zou komen, te vragen hier een bouwsel van behoorlijk aanzien te maken
omgeven door groen, en goed gesitueerd, zodat het in dit toch niet zô bril-
jante stuk van de Lanckhorstlaan toch goed zal passen.
Wanneer men aanvoert dat er in de gemeente genoeg benzinepompen
zijn, kan spreker het daar wel mee eens zijn. De verordening benzinepom-
Pen geeft echter niet aan dat er slechts een bepaald aantal benzinepompen
mag zijn. Zonder wijziging der verordening kunnen burgemeester en wet-
houders niet tot afwijzing van de aanvrage overgaan.
De heer Verkouw wil de zaak nog even recapituleren. Burgemeester en
wethouders huldigen dus de opvatting, dat op grond van de hinderwet
moeihjk bezwaar kan worden gemaakt en de benzinepompverordening ook
geen mogelijkheden biedt om tot afwijzing van de aanvrage over te gaan
Voorts verwachten burgemeester en wethouders geen hinder voor de in de
nabijheid gelegen school. Wel zullen zij hoge eisen stellen aan het aesthe-
tisch aanzien van het gebouw. Spreker is er een beetje van geschrokken
dat de verordening benzinepompen zodanig in elkaar zit, dat ze in derge-
lijke gevallen weinig houvast biedt. Zo zullen er dus gemakkelijk een twin-
tigtal benzinestations bij kunnen komen.
De Voorzitter zegt, dat de raad de verordening heeft vastgesteld.
De heer Verkouw geeft dat toe en daarom voelt hij zich verantwoorde-
lijk. Volgens de verordening wordt de vergunning geweigerd indien de
benzinepomp zodanig zou worden geplaatst, dat deze een ontsierende wer-
king in de omgeving zal hebben. Dat is imperatief gesteld. Spreker heeft
er kennis van genomen, dat burgemeester en wethouders de verordening
zodanig uitleggen, dat het geoorloofd is op dit punt een benzinestation op
te richten. Er blijft over, en dat heeft spreker van de voorzitter goed be-
grepen, dat het college zich bewust is, dat hier in afwijking van het uit-
breidingsplan zal worden gebouwd en dat er dus een vergunning ex artikel
20 der wederopbouwwet zal moeten worden afgegeven.
Ir. Kooijmans begrijpt niet dat burgemeester en wethouders een aan-
vrage niet kunnen afwijzen als het aantal benzinestations te groot wordt.
De door de N.V. Zanen ingebrachte bezwaren zijn waarschijnlijk wel
niet toereikend voor het weigeren van de hinderwetsvergunning. Nu de
raad hierin echter wordt gemoeid, kan de raad besluiten dat hij de plaats
van het benzinestation niet in overeenstemming acht met het aesthetisch
aanzien van de gemeente.
Mr. Rutgers zou er apert tegen zijn als in de verordening benzinepom-
Pen werd bepaald, dat in Heemstede maar een zeker aantal benzinepom-
Pen zou mogen komen. In de verordening zijn bepaalde objectieve criteria
gesteld die bij de beoordeling van aanvragen voor de bouw van benzine-
stations moeten worden gehanteerd. Spreker zou daar niets aan willen
veranderen.
Voorts zou spreker nog iets over de verkeerstechnische zijde willen zeg-
gen.