119
2e Afd.
31 oktober 1963.
GELDLENING GROOT 1.000.000,—.
De Raad der gemeente Heemstede;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op de artikelen 170 en 228 der gemeentewet;
BESLUIT:
met de Stichting Pensioenfonds voor Katholieke Instellingen, gevestigd
te 's-Gravenhage, hierna te noemen „geldgeefster", ten laste van de ge-
meente Heemstede een geldlening aan te gaan groot 1.000.000,(één
miljoen gulden) tegen de koers van 99% op te nemen op 1 juni 1964,
en verder op de grondslag van de volgende bepalingen:
Artikel 1.
De gemeente zal:
le. over het onafgeloste nominaal bedrag een rente betalen berekend naar
4% (vier en vijf achtste procent) per jaar, vervallende in half-
jaarlijkse termijnen, telkens op 1 juni en 1 december, voor het eerst
op 1 december 1964, over het alsdan verschenen tijdvak, te rekenen
van de datum van opneming der gelden;
2e. het bedrag der lening terugbetalen in 30 jaarlijkse termijnen, telkens
op 1 juni van de betreffende jaren, voor het eerst op 1 juni 1965, t.w.
in de jaren 1965 tot en met 1993 telkens f 33.330,per jaar en in het
jaar 1994 f 33.430,—.
Artikel 2.
Vervroegde aflossing zal vöör 1 juni 1974 niet mogen plaats hebben.
Op of na 1 juni 1974 is de gemeente uitsluitend op de aflossingsverschijn-
data bevoegd tot vervroegde of versterkte aflossing over te gaan, mits zij
daarvan tenminste drie maanden tevoren schriftelijk aan de geldgeefster
heeft kennis gegeven.
Artikel 3.
Indien de gemeente van haar bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, gebruik
maakt zal zij gedurende het tijdvak van 1 juni 1974 tot en met 1 juni
1978 aan de geldgeefster een boete verschuldigd zijn van 1% en gedu-
rende de volgende jaren van 1 over het bedrag, dat zij aflost boven het
in artikel 1, onder ten 2e, bepaalde.
Artikel 4.
Alle betalingen zullen zonder kosten voor de geldgeefster worden ge-
daan te haren kantore te 's-Gravenhage of daar, waar de geldgeefster dit
zal bepalen, terwijl geen kwijting zal kunnen worden gevorderd voor en
aleer de verschuldigde bedragen in het bezit van de geldgeefster zijn.
Artikel 5.
Indien enige termijn van rente en/of aflossing niet op de verschijndag als
boven omschreven mocht zijn betaald, dan vermeerdert het niet betaalde
bedrag met een boete van per maand een ingetreden maand als
een volle gerekend en wordt al het verschuldigde terstond en ineens
opvorderbaar. De gemeente zal ingebreke zijn door het enkel verloop van
de bepaalde termijn, zonder ingebrekestelling of soortgelijke akte. Da
geldgeefster blijft daarenboven geheel vrij, indien enige voor rente en
aflossing verschuldigde som niet op de daarvoor bepaalde tijd mocht wor-