125a
2e Afd.
28 november 1963.
WIJZIGING VEBORDENING BEPERKING UITBETALING
PENSIOENEN WETHOUDERS
De Raad der gemeente Heemstede;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel XII van de Wet van 29 mei 1963, (stbl. no. 209);
BESLUIT;
vast te stellen de volgende:
VEROR.DENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING
HOUDENDE BEPERKING VAN DE UITBETALING VAN DE
PENSIOENEN VAN GEWEZEN WETHOUDERS DER GEMEENTE,
ZOMEDE VAN DE PENSIOENEN VAN HUN WEDUWEN BIJ GELIJK-
TIJDIGE AANSPRAAK OP EEN PENSIOEN KRACHTENS DE
ALGEMENE OUDERDOMSWET, VASTGESTELD BIJ RAADSBESLUIT
VAN 27 JUNI 1957, NO. 70.
Artikel I.
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
aIn het eerste lid wordt na de woorden ,,het pensioen" ingevoegd ,,met
ingang van de eerste van de maand, waarin de aanspraak op ouderdoms-
pensioen ontstaat."
b. Het tweede lid wordt vervangen door de volgende twee leden;
2. Behoudens het bepaalde in artikel 4 vindt de in het vorige lid be-
doelde beperking van de uitbetaling aldus plaats, dat op het pen-
sioen voor elk jaar, waarnaar het pensioen is berekend, in mindering
wordt gebracht een bedrag gelijk aan 1,4 ten honderd van het
ouderdomspensioen, voor de groep, waartoe de belanghebbende be-
hoort, genoemd in artikel 8, juncto artikel 9, van de Algemene
Ouderdomswet.
3. Voor de beperking van de uitbetaling van het pensioen blijft buiten
aanmerking een verhoging van het ouderdomspensioen, welke is in-
gegaan nâ 1 april 1960, tenzij bij enig wettelijk voorschrift is be-
paald in welke mate de ontwikkeling van het pensioen sedert de
vorige verhoging van het ouderdomspensioen kan worden geacht
overeenkomstig te zijn aan de ontwikkeling van het ouderdoms-
pensioen. Naar die mate blijft die verhoging niet buiten aanmerking.
c. De slotzin van het vierde lid wordt gelezen als volgt:
Het bedrag van die beperking gaat voorts niet te boven het verschil
tussen het bedrag van het pensioen en 20 ten honderd van het bedrag
van het ouderdomspensioen, bedoeld in het tweede lid, vermeerderd met
0,6 ten honderd van het bedrag van dat ouderdomspensioen voor elk
jaar, bedoeld in dat lid.
d. Het derde, vierde en vijfde lid worden respectievelijk vemummerd tot
vierde, vijfde en zesde lid.
Artikel II.
Artikel 3 wordt gelezen als volgt;
Als in artikel 2, tweede lid, bedoelde jaren komen uitsluitend in aan-
merking de jaren gelegen vöör het tijdstip, waarop de leeftijd van 65 jaar
is of zou zijn bereikt.