243
19 december 1963.
genover de gemeenten.
c) De discussie over de financiële zelfstandigheid van de gemeenten blijft
steeds op gang en heeft haar afsluiting nog geenszins gevonden. Ik
spreek daarover dit jaar niet verder, omdat wij momenteel aardig we-
ten waar wij aan toe zijn en omdat dit jaar zelfs de fractie van de
P.v.d.A geen gelegenheid zal vinden een gesprek over nieuwe belas-
tingen te entameren.
Ook de tijdige indiening en keurige verzorging der diverse begrotings-
stukken stemt tot verheugenis. Dit betekent, dat de cijfers van de diverse
diensten en bedrijven op tijd binnen waren en dat geen grote lacunes of
overschrijdingen van ieders aandeel in de buit te constateren vielen. De
oorzaak van deze verheugenis is gelegen in het goede corps ambtenaren
dat Heemstede heeft. Het is de gewoonte dat uit de raad telkenjare vier-
voudig dank wordt gebracht voor hetgeen de ambtenaren van hoog tot
laag hebben gepresteerd: ik doe dat dit jaar dus in de vorm van de con-
statering, dat hier een goed corps ambtenaren is opgebouwd en dat daar-
aan de leiding niet vreemd is. Dit jaar mag ik in dit verband de naam
noemen van de secretaris van de gemeente, de heer van Wingerde, die wij
over anderhalve maand zullen zien vertrekken. Een hartelijk dankwoord
op deze plaats voor het vele dat hij voor de gemeente heeft gedaan, heeft
het voordeel, dat hij daarop niet mag antwoorden. Ik wil niet zo onaardig
zijn te beweren, dat overheidsambtenaren dankwoorden altijd vertaien in
>,een enveloppe met inhoud", maar het is toch wel prettig dat de raad
morgen deze enveloppe kan overhandigen door toepassing van hetgeen
Sint Toxopeus ons op 5 december aan de hand deed.
Tevredenheid derhalve over de cijfers en over de vorm der begrotings-
stukken. Ook tevredenheid over het beleid van burgemeester en wethou-
ders? Het antwoord van mijn fractie iuidt: wêl voorzover dit beleid uit de
ontwerp-begroting 1964 valt af te lezen. In zover en dat is al heel wat
in de tegenwoordige tijd en in algemene zin bevestigt mijn fractie
gaarne haar vertrouwen in dit college. Wij gaan dus zelfs akkoord met de
sombere toon in de aanbiedingsnota, nu daardoorheen de wat hogere tonen
van punt 1 van de memorie van antwoord klinken. Maar niet alles, lang
niet alles, omtrent het beleid van burgemeester en wethouders is af te
lezen uit de begroting. Ik maak dus gaarne gebruik van de gelegenheid
mijn beschouwingen nog wat algemener te maken, om deze daarna weer
te concretiseren.
De verkiezingen voor de Tweede Kamer in mei van dit jaar hebben
naar mijn mening voor de V.V.D. ondanks het verlies van drie zetels
enige winstpunten opgeleverd.
De hernieuwde opgang na het verlies in 1962 is van gewicht, doch niet
zozeer van belang voor mijn betoog van vandaag.
Belangrijker trouwens acht ik, dat van enig succes van een liberale
splinterpartij niet kan worden gesproken. Het is mij onduidelijk hoe een
liberaal na de ellende van de verbrokkeling in de eerste decenniën van
deze eeuw kan komen tot een poging om opnieuw de eenheid in de
V.V.D. te breken. Terecht, heeft de V.V.D. het teken verstaan en door ver-
nieuwing in de partij-structuur de onderlinge gedachtenwisseling ruimer
baan gegeven.
Het belangrijkste acht ik echter, dat de V.V.D. niet in het minst bezwe-
ken is voor de verleiding de ontevredenen binnen haar rijen te houden door
een zwenking in reactionaire richting. Reactie is onverenigbaar met libe-
ralisme.
Het programma van de V.V.D. maar ook de opvolgers van de heer Oud
(en bij een politieke partij zijn de figuren van de leiding-gevende groep
welhaast nog belangrijker dan het program) staan borg voor het feit, dat
de V.V.D. een vooruitstrevende partij in het midden zal blijven. Ik behoef
daartoe hier slechts de namen te noemen van de ministers Toxopeus en