wmpi
19 december 1963. 254
in Mr. Kruitwagen, wiens benoeming op een volkomen wettige, maar noch
voor de raad, noch voor hem zelf op de meest begerenswaardige wijze
tot stand kwam, een waardig opvolger van de scheidende secretaris zal
mogen begroeten.
Graag besluit ik met het uitspreken van de wens, dat het u, mijnheer
de voorzitter, daarin bijgestaan door de wethouders en de secretaris, ge-
geven moge zijn om ook in het komende jaar in goede harmonie met de
raad op vruchtbare wijze te mogen arbeiden in het belang van de Heem-
steedse burgerij, in al haar geledingen."
Ir. Enschedé zegt: ,,Mijnheer de voorzitter. Bij de aanvang van mijn
aandeel in deze algemene beschouwingen gaan onze gedachten naar hem,
die verleden jaar op deze plaats, weliswaar in enigszins ander verband,
zijn algemene beschouwingen begon met te wijzen op de weinige tijd-
ruimte welke hem overbleef. De heer Pliester heeft het toen niet bedoeld,
zoals het ons nu toeklinkt, maar hij heeft wel steeds de tijd, wêlke hem
werd toegemeten ten volle gebruikt in het besef dat verloren tijd nim-
mer kan worden herwonnen. Met hart en ziel verdiepte hij zich in al die
vraagstukken die vandaag en morgen aan de orde zijn. Juist op een mo-
ment als dit, missen wij onze fractievoorzitter met zijn ervaring en grote
kennis van zaken.
Het is met weemoed, dat ik op dit punt thans zijn taak overneem, m de
hoop, dat het mij zai gelukken, ondanks het gebrek aan kennis en erva-
ring, het werk voor de gemeente, dat hij heeft moeten neerleggen, volgens
deze'lfde beginselen in dezelfde geest voort te zetten.
Wij prijzen ons gelukkig', dat mevrouw Gaasterland onze fractie heeft
willen aanvullen en reeds heeft kunnen blijk geven haar taak in deze
raad met toewijding te vervullen.
Hoewel de tijd gedurende welke een mens in staat is het gesproken
woord in zich op te nemen, overschreden is, wil ik trachten uw aandacht,
nog een kwartier bij het onderwerp van vanavond te bepalen.
De ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven van onze gemeente en
die van de bedrijven en diensten der gemeente voor het jaar 1964 hebben
wij met voldoening ontvangen en met een toenemende waardering bestu-
deerd. Ik wil hier met erkentelijkheid uitspreken, dat de ongetwijfeld veel
tijd vergende werkzaamheden geleid hebben tot een werkstuk, dat, voor-
zover ik dat kan beoordelen, aan zeer hoge eisen van overzichtelijkheid,
nauwkeurigheid en volledigheid voldoet. Op deze plaats spreek ik gaarne
onze dank uit jegens allen die aan de samenstelling van deze stukken
doeltreffend hebben medegewerkt. Het verlicht de taak van de raad, wan-
neer de stukken deskundig en duidelijk zijn samengesteld. Moge het de
samenstellers gegeven zijn zich wijzigende behoeften ten aanzien van de
toelichtingen tijdig te onderkennen, opdat zij hieraan ongevraagd kunnen
voldoen. Ik denk hierbij aan het gebruik van eenvoudige grafische voor-
stellingen ter verbetering van de overzichtelijkheid van staten met reek-
sen cijfers, welke de lezer gemakkelijker een globaal beeld geven van het
verloop van bepaalde uitgaven met de jaren, zoals b.v. onder meer weer-
gegeven in het overzicht ,,begroot verzorgingspeil", en de staat van vaste
schulden.
Als het eerste belangrijke punt over deze concept-begroting wordt in
de toelichting terecht genoemd het saldo, waarmede deze begroting sluit.
Hoewel de neiging ook bij mij opkomt om een gemeentehuishouding in
verband met de vele punten van overeenkomst te bezien als een privé of
een bedrijfshuishouding, is het zaak goed te zien waar het onderscheid
ligt. Dit is minder gemakkelijk dan het lijkt.
De inkomsten van de gemeentelijke huishouding, de bedrijven buiten
beschouwing gelaten, worden niet bepaald door de opbrengst van de door
de gemeentelijke overheid verleende diensten of geleverde goederen. De