T
259 19 december 1963.
wens dat is ook wel de teneur van de beschouwingen van alle fractie-
voorzitters.
Door enkelen Uwer is gesproken over het contact tussen burgemeester
en wethouders en de raad. Spreker gelooft niet dat in het afgelopen jaar
zich conflicten, zoals die wel in andere gemeenten plaats vinden, tussen
het college van burgemeester en wethouders, dat met de voorbereiding en
de uitvoering van de besluiten van de raad is belast, en de raad hebben
voorgedaan.
De heer Rutgers heeft gevraagd, in de voorstellen van burgemeester
en wethouders, gegrond op circulaires van de minister van binnenlandse
zaken of gedeputeerde staten, alle daarin voorkomende overwegingen op
te nemen. Als voorbeeld heeft hij genoemd de circulaire van gedeputeerde
staten inzake de verhoging van de presentiegelden van de leden van de
raad. Ik meen dat dit een enigszins ong-elukkig voorbeeld is, omdat deze
circulaire uiteraard voor de raadsleden bij de stukken ter inzage heeft
gelegen. Ik geloof dat het gehele beleid van het college van burgemees-
ter en wethouders er op gericht is, de samenwerking tussen het college
en de raad goed te houden door niets te verzwijgen en de raad zoveel
mogeiijk in te iichten. Dit gebeurt zeer zeker wanneer burgemeester en
wethouders daartoe verplicht zijn als aan voorstellen circulaires van
hogere instanties ten grondslag liggen.
Uiteraard heeft de raad het recht over een bepaald onderwerp een nota
van burgemeester en wethouders te vragen. Ik geioof dat de raad die dan
ook altijd van burgemeester en wethouders krijgt, b.v. de nota over het
woningbeleid, ondanks het feit, dat andere gemeentebesturen menen, dat
zo'n nota niet behoeft te worden uitgebracht.
Ik ben blij dat het traditie is geworden, dat door de fractie-voorzitters
telkenjare viervoudige dank wordt gebracht, voor de in het afgelopen jaar
verrichte arbeid, aan het gemeentebestuur, aan de ambtenaren en speciaal
aan diegenen die met de voorbereiding van de begroting zijn belast en
voor het coilege uiteraard een grote steun zijn. Ik ben dan ook ten zeerste
verblijd en ik had eigenlijk niet anders verwacht, dat als centrale figuur
aan wie dank moet worden gebracht, de secretaris is genoemd. Dit is vol-
komen op zijn plaats. Wij zijn ongelooflijk veel dank aan hem verschul-
digd. Ik zal in de toekomst nog wel gelegenheid krijgen hetgeen deze
briljante functionaris voor onze gemeente heeft gedaan, naar waarde te
schatten.
De heer Verhoeven is teruggekomen op de besteding van de overschot-
ten. Ik had niet anders verwacht. Ik geloof niet dat ik hier nader op be-
hoef in te gaan omdat daarop al meerdere jaren door het college is ge-
antwoord. Buitendien Iigt het niet op mijn terrein maar op dat van de
wethouder van financiën.
De heer Rutgers heeft één ding gezegd dat mij een beetje op de kast
heeft gejaagd n.l., dat het nieuwe uitgebreide college in zijn geheel niet
meer werk heeft verzet dan vroegere colleges met drie wethouders. Ik
wil daarover opmerken, dat het werk van het college van burgemeester
en wethouders ongeacht het aantal leden hetzelfde blijft, alleen is de ver-
deling van het werk een andere. Het college heeft een bepaalde taak en
die verdeelt men in drieën of in vieren. Daarbij kan het zijn, dat bijzon-
dere aangelegenheden voor een bepaald lid van het college extra werk
meebrengen en dat is ook wel gebeurd.
Het heeft mij enigszins verbaasd, dat de heer Verkouw bij het opnoe-
men van de belangrijke beslissingen die in het afgelopen jaar door de
raad zijn genomen, een zekere bescheidenheid in aeht heeft genomen ten
aanzien van een voorstel dat in de vergadering van morgen ter sprake
zal komen, n.l. de aanleg van open speelplaatsen."
De heer Verkouw: Ik heb gezegd dat het voorstel tot het aanleggen