19 december 1963.
264
gebleven.
De heer Verkouw heeft voorts gezegd, dat de mogelijkheden die er zijn
op het gebied van de culturele vorming van de jeugd, nog niet volkomen
worden benut. Ik meen dat dat niet helemaal waar is. Er wordt op de
scholen muziekonderwijs gegeven, er is nu naar aanleiding van een ge-
stelde vraag, door burgemeester en wethouders toegezegd, dat zij bereid
zijn het bezoek aan musea te Haarlem door leerlingen der hoogste klas-
sen te bevorderen, terwijl binnenkort het schoolzwemmen weer wordt op-
genomen. Men moet er daarbij toch oog voor hebben en dat is wellicht
een zaak die bij de behandeling van het hoofdstuk onderwijs nog wel aan
de orde zal komen dat door de vrije zaterdag, waarmede in het voor-
jaar een algemene proef zal worden genomen, de beschikbare tijd voor
het onderwijs al iets terugloopt. Ziende naar het programma dat de scho-
len moeten verwerken, zal men moeten toegeven, dat niet alles tegelijk
kan. Ik meen dat we voorlopig aan de grens van de mogelijkheden op het
gebied van de culturele vorming zijn.
Wat de samenwerking met de omliggende gemeenten betreft kan ik
zeggen, dat er ook op onderwijsgebied altijd veel contact is. Er is contact
bij het kleuteronderwijs, bij de opleiding van de kleuterleidsters, er is
contact ook mijn linkerbuurvrouw zal dat straks wellicht nog wel ver-
tellen op het gebied van de volksgezondheid op de scholen. Ten aanzien
van de plannen om te komen tot de stichting van een L.O.M.-school be-
staat wel contact, maar het is heel moeilijk voor deze zaak een oplossing
te vinden. Er is voorts contaet op het gebied van het middelbaar onder-
wijs, maar dat contact wordt door de grote centrumgemeente op het ogen-
blik wat op de achtergrond gehouden als ik het zo mag zeggen. Er is ook
contact op het gebied van de culturele vorming van de jeugd in de gehele
agglomeratie.
De heer Enschedé heeft gezegd, dat hij wel waardering had voor de
subsidienota, maar dat die waardering bij de burgerij minder groot was
omdat zij zich afvroeg of de subsidies altijd wel naar behoefte werden
gevraagd en verleend. Ik zou de heer Enschedé willen vragen of hij daar-
van bepaalde gevallen kan noemen, want het is natuurlijk moeilijk om
een dergelijke opmerking zo in het algemeen te beantwoorden. Burge-
meester en wethouders bekijken altijd, en dat is ook een eis als er sub-
sidie wordt gevraagd, of er voldoende redenen aan een verzoek ten grond-
slag liggen. Burgemeester en wethouders stellen dan al dan niet aan de
raad voor subsidie te verlenen. Wanneer ik zie, dat de subsidies in de af-
delingen zijn besproken, waar over de subsidies slechts een enkele vraag
werd gesteld en geen verdere vragen bij burgemeester en wethouders zijn
ingediend, ondanks dat burgemeester en wethouders daartoe gelegenheid
hebben gegeven, dan moet ik toch aannemen, dat er over het algemeen
op het gebied van de subsidies weinig wensen maar ook weinig bezwaren
bestaan."
Wethouder Mr. van Wijk zegt: „Ik heb met grote belangstelling de al-
gemene beschouwingen aangehoord, ook die welke het sociaal economisch
en politiek terrein betroffen. Terecht is door de voorzitter opgemerkt, dat
het college met betrekking tot die laatste soort beschouwingen geen stand-
punt inneemt, maar ik wil er aan toevoegen ook niet kän innemen en dat
dit ook niet van het college mag worden verwacht. Slechts op de raak-
vlakken van dit alles, de snijpunten van de meningen, komt een concre-
tisering tot stand en dat concrete vindt men in de begroting en in het
beleid van het college, een beleid waarvan ik zeggen wil dat het mensen-
werk is en ook vaak een, althans voor mij, tastend voorwaarts gaan in de
mist. Ik wil rustig zeggen, dat vele dingen niet duidelijk te zien zijn, en
dat men met een misschien wat intuïtieve politieke instelling, zijn weg
moet vinden, daarin uiteraard gesteund door de raad. Dus slechts met be-