265
19 december 1963.
trekking tot concrete punten kan en mag het college uitspraak doen en
zo wil ik trachten de diverse sprekers te beantwoorden.
Met betrekking tot de portefeuille die ik nog steeds het voorrecht heb
te beheren, waren de punten woningbouw en de toekomstplannen van de
gemeente in verband met de nog beschikbare te bebouwen grond, de be-
langrijkste. Twee hete hangijzers die we met elkaar tot een zo gôed mo-
gelijke oplossing moeten trachten te brengen.
Meer concreet heeft de heer Verhoeven gevraagd of het college iets
meer kan zeggen over arbeidbesparende bouwmethoden. Ik geloof dat het
college dat niet kan, omdat het daaromtrent geen nadere gegevens heeft
ontvangen. Burgemeester en wethouders hebben wel direct aan onze stede-
bouwkundige gevraagd, wat dit zou kunnen zijn. Zijn antwoord was dat
deze methoden waarschijnlijk toch alleen maar voor de grotere gemeen-
ten, dus voor de grote contingenten, van enige betekenis zal kunnen zijn.
Natuurlijk, wanneer men, zoals de heer Verhoeven opmerkte, toeslagen
zou krijgen, dan is dat weinig arbeidsbesparend, alleen komt het geld dan
uit een andere beurs. Wanneer extra contingenten zouden worden ge-
geven, zou inderdaad meer gebouwd kunnen worden en dan misschien een
zekere arbeidsbesparende methode, of welke methode ook die bespaart
kunnen worden toegepast. Maar nadere nota's toelichtingen of wat dan
ook, hebben het college niet bereikt. Burgemeester en wethouders zijn dan
ook zeer benieuwd wat dit alles voor de kleine gemeenten zou kunnen
betekenen. Zij hopen dat het iets betekent, want elke concessie, elke ruim-
te op dit gebied, zullen zij gaarne aanvaarden.
Verder heeft de heer Verhoeven gevraagd, welke maatstaven het col-
Iege nu eigenlijk aanlegt met betrekking tot de verdeling van de be-
schikbare woonruimte. Dat is een belangrijke en een moeilijk te beant-
woorden vraag. De heer Frets en ook andere leden hebben hierover in
vroegere vergaderingen al gesproken, waarbij ook het opstellen van een
structuurplan naar voren is gebracht. Ik geloof dat diverse factoren hier
samenwerken. In de eerste plaats geldt de traditie die, zoals elke traditie,
op het verleden is gebaseerd. In de tweede plaats geldt hier een zekeré
wet van vraag en aanbod, waarbij het accent op de vrââg is komen te
liggen, welke vraag echter ook weer niet zuiver is. Terecht heeft de heer
Enschedé opgemerkt, dat de vraag naar lage huren altijd zal blijven be-
staan. Wanneer men dus de behoefte gaat afmeten aan de hand van die
vraag alleen, dan is dat op zichzelf onzuiver, omdat men daarbij ook de
norm van een zeker percentage van het inkomen als huur, zal moeten
hanteren. Een derde factor is het contingent woningen dat ons zal worden
toegewezen. Een vierde factor is onze kennis omtrent de samenstelling van
de bevolking. Wij kennen Heemstede allemaal al zoveel jaren, wij hebben
t°ch een zeker inzicht en beschikken daarbij natuurlijk over de gegevens
van het bureau huisvesting. Ik heb het gevoel dat een bepaalde midden-
groep, die een huur kan betalen van 80,f 120,— in Heemstede meer
of mm in de verdrukking is geraakt. En dat is niet alleen een gevoel, ik
heb daar uit andere hoofde ook concrete gegevens over. Wanneer men de
mogelijkheid tot het betrekken van woningen in deze prijsklasse openstelt
krijgt men zeer vele aanvragen. Maar de oplossing zullen we met elkaar
moeten zoeken en vinden, waarbij de te houden enquête ook een rol zal
spelen.
Over de te houden enquête inzake de behoefte aan woonruimte heeft de
burgemeester ook al iets gezegd. De heer Rutgers heeft gevraagd hoe
burgemeester en wethouders denken te bereiken, dat de vragen zuiver
worden gesteld en of zij het voornemen hebben daarbij een socioloog in
te schakelen. Het lijkt mij op dit moment allemaal nog wat zwaarwich-
tig. Deze vragen zullen natuurlijk wei uitgekiend moeten worden, maar
het komt mij aan de andere kant toch ook weer niet onmogelijk voor zo-
danige concrete vragen met betrekking tot het inkomen, wensen, werk-