19 december 1963. 266 kring, enz. samen te stellen, dat daaruit toch ook wel door niet-sociologen, zoals wij toch met elkaar zijn, voldoende conclusies en gegevens zijn te trekken. Ook met betrekking tot de woningbouw en de verdeling van de be- schikbare bouwgrond dacht ik, dat de heer Rutgers doelde op samen- werking tussen burgerij en gemeentebestuur. Natuurlijk zal het gemeen- tebestuur een dergelijke samenwerking waarbij uit de gemeente iets op- komt, waaraan we iets hebben en dat wij kunnen gebruiken bij onze plan- vorming, moeten aanwakkeren. Aan de andere kant mag men ook ver- wachten, dat, als er dan zo'n behoefte aan iets bestaat, de burgerij daar zelf mee komt. Het is altijd verwarmend als er buiten de overheid om, politiek leven blijkt te zijn in de burgerij. Naar de mening van burge- meester en wethouders kan dit politieke leven nooit genoeg zijn en zal elke uiting die uit de burgerij komt als een dankbare factor worden over- genomen bij onze overwegingen en beslissingen. Wat betreft de woningnood ben ik er van overtuigd, dat het college be- reid is elke gelegenheid die zich voordoet om de woningnood op te hef- fen, aan te grijpen. Wanneer de gemeente zelf offers zou mogen bren- gen naast hetgeen de rijksoverheid al toelaat, zou het college dit onge- twijfeld voorstellen. Op dit punt ben ik het met de heer Enschedé volko- men eens. Als de overheid de bouwprijzen in de hand wil houden, waar ik veel voor kan voelen, waarom wil zij dan ook niet de bouwprijzen in de hand houden met betrekking tot woningen die beter zijn aangekleed? Het moet toch eenvoudig te berekenen zijn wat dit betere aangekleed zijn meer mag kosten. Men kan dan ten aanzien van die woningen precies hetzelfde beieid voeren als bij de woningwetbouw. Bepaaid zou dan kun- nen worden dat b.v. een woning zonder centrale verwarming 24.000, mag kosten en met centrale verwarming of met dit of dat 30.000,of meer. Ik geloof dat Heemstede dan ongetwijfeid de best aangeklede wo- ning zou kiezen. Want met de heer Enschedé ben ik een beetje bang, dat een te grote zuinigheid op dit terein de wijsheid wel eens kon bedriegen. Ik voor mij geioof niet, dat, wanneer men hier ruimere speling geeft, daarmede de bouwmarkt wordt losgelaten en de zaak niet in handen kan worden gehouden. Ik ben van oordeel dat ook bij betere woningen dezelf- de wijze van prijsberekening als thans bij de woningwetbouw kan worden aangehouden. Betere woningen zullen ook in de toekomst bruikbaar zijn en niet, als de woningnood eenmaal is opgeheven, zo gauw mogelijk leeg- lopen. De heer Rutgers heeft nog even de verkoop van woningen die gemeente- eigendom zijn, aangeroerd. Het vorig jaar heb ik al opgemerkt, dat in de tijd tussen het besluit van de raad om hiertoe over te gaan en het huidige moment, een nieuwe raad is gekozen en een nieuw college van burgemees- ter en wethouders. Ik kan zeggen, dat bij een deel van het college nog de- zelfde opvatting omtrent deze zaak bestaat, maar ik mag ook wel rustig zeggen, dat in de boezem van het college op dit punt toch eigenlijk geen bepaalde eenheid aanwezig is ik zeg het maar heel voorzichtig het- geen de uitwerking van dit raadsbesluit meer of min in de weg staat. Ik zal niet zeggen dat dit nu een groot probleem in het college vormt, maar wanneer men het hierover nog niet van harte eens is en wanneer een nog vrij groot deel van het college daar huiverig tegenover staat, dan is het uitvoeren van een dergelijk besluit niet eenvoudig. Op één punt zijn bur- gemeester en wethouders het eens n.l., dat incidentele verkopen van en- kele huizen uit blokken toch wel zeer schadelijk en nadeiig moet zijn en geen enkel voordeel biedt. Aan de andere kant hebben burgemeester en wethouders nog geen enkel blok ontdekt dat en bloc kan worden verkocht. Maar het raadsbesluit zal naar mijn mening en ik geloof ook wel naar de mening van het college, moeten worden uitgevoerd want er moet toch een zekere continuïteit zijn ook als er een ander college optreedt. Op het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 33