267
19 december 1963.
ogenblik sta ik er nog volledig achter om deze weg verder te volgen.
Door meerdere sprekers is gevraagd met welke delen van het uitbrei-
dingsplan het eollege bezig is geweest met betrekking tot de toekomstige
woningbouw. Ik geloof eigenlijk, dat dit maar met één hoekje grond in
de gemeente niet het geval is geweest n.l. de Schouwbroekerpolder, hoe-
wel ook die globaal in onze overwegingen betrokken is geweest. Omdat
de grote vraag een rol speelt, waar eventueel de nieuwe brug over het
Spaarne zal komen, kunnen er met betrekking tot deze polder eigenlijk
heel weinig plannen worden gemaakt. Maar voor het overige kan ik zeg-
gen, dat burgemeester en wethouders zeer concreet bezig zijn geweest
met de complexen Glip I en II, de Geleerdenbuurt, terrein tussen Ble-
kersvaart en Herenweg en Centrumplan. Bij enige van die complexen
kwam er echter telkens iets tussen. Nu kan men opmerken, dat het alle-
maal een beetje slap is om te zeggen: „we waren zover en toen kwam er
iets tussen" maar het is toch maar een realiteit dat het zo was. Dan kan
men wel doorgaan en de raad een principe-besluit laten nemen, maar als
er dan een aanvraag komt voor de bouw van een middelbare school of
een ziekenhuis in een bepaald complex, dan zou een dergelijk besluit toch
weer moeten worden ingetrokken en vervangen door een nieuw. Burge-
meester en wethouders zijn ook bezig geweest met het centrum-plan. Zij
hebben schetsen daarvan gezien en beoordeeld, ook met betrekking tot de
scholenbouw die er moet komen. Ik kan wel zeggen, dat burgemeester en
wethouders alle beschikbare gronden in de gemeente hebben nagegaan en
dat nog vrij intensief doen, juist om tot een voor de toekomst verant-
woord bouwbeleid te komen, zoals de raad dit verlangt. In hoeverre daar-
bij rekening zal worden gehouden met het verlangen van de heer Rutgers
om ook gegadigden voor woningen van buiten de gemeente toe te laten
hoewel dat toch waarschijnlijk wel hoofdzakelijk in de vrije sectorbouw
misschien ook nog wel eens ten dele in de premiebouwsector zal moeten
gebeuren is een kwestie van toekomstig beleid waar nog over te pra-
ten valt en waarover zeer zeker met de raad gepraat zal worden.
De heer Rutgers heeft gevraagd of de nog bestaande inwoningen on-
houdbaar zijn of niet. In sommige gevallen zijn deze inderdaad zodanig
schrijnend dat ze spoedig moeten worden opgelost, van andere gevallen
is niet bekend of zij al of niet onhoudbaar zijn; het komt niet naar buiten.
Ook de heer Verkouw heeft gesproken over een trage voortgang bij het
aanhangig maken van herzieningen van het uitbreidingsplan. Ik heb zo-
even aangeduid, hetgeen ook in de memorie van antwoord stond, welke
oorzaken hierbij een rol spelen. Ik denk hierbij ook aan het streekplan,
dat evenzeer belemmerend kan werken als een gemeente haar plannen
wil realiseren. De raad heeft in dit opzicht het drama Glip II meegemaakt
en nog zijn we daar niet helemaal uit. Een vraag van de heer Zegwaart
aan het begin van deze vergadering gesteld, houdt daar ook weer meer of
min verband mee. Ik heb in mijn opsomming van gronden die door bur-
gemeester en wethouders zijn bekeken i.v.m. de woningbouw nog verge-
ten te noemen het industrieterrein aan de Cruquiusweg, het gebied naast
het Oude Slot waarop eventueel gebouwd kan worden en de gronden bij
de Bernard Zweerslaan. De plannen voor deze laatste gronden zijn weer
doorkruist door andere plannen. Voor de rest is de gehele gemeente onder
de loupe geweest. Burgemeester en wethouders trachten nu met voorzich-
tigheid maar toch ook met voortvarendheid de herzieningen van het uit-
breidingsplan voortgang te doen vinden opdat wij zullen kunnen blijven
bouwen als wij in de toekomst bouwcontingenten krijgen, zij het, dat de
verwachtingen van de grootte van die contingenten niet te hoog gespan-
nen mogen zijn, zoals zojuist door de voorzitter is uiteengezet.
Ik meen de heer Enschedé al beantwoord te hebben voor wat betreft
zijn opvattingen over het bouwen van aangeklede woningen. Ik geloof dat
het hele college daar volledig achter staat. Welke mogelijkheden zich hier