271
19 december 1963.
De heer Verhoeven zegt: ,,Ik heb het vorige jaar bij mijn repliek drie
kwartier gesproken, maar dat zal ik nu niet doen, mede vanwege het
vergevorderde uur. Er zijn toch wel een paar kwesties waar ik even nader
op wil ingaan. Ik zal een paar algemene opmerkingen maken en ik zal
hier en daar wel op politiek terrein komen, maar ik moet dat toch wel
doen.
Ik ben het met het gesprokene door de heer Rutgers in het algemeen
eens, maar hij heeft één ding gezegd wat me niet ligt, n.l., dat hij het
verheugend zou vinden als de partijen aan de linkerzijde in een regerings-
combinatie zouden kunnen samenwerken. Ik kan me dat niet voorstellen.
Ik zie voor Nederland niets in een twee partijenstelsel. Ik geloof dat de
constellatie, zoals die landelijk is, toch wel bevredigend is.
Ik kom daarbij tegelijkertijd op hetgeen de heer Verkouw heeft gezegd,
n.l., dat meneer Hanekroot in een artikel in het Financieel Dagblad van
juli heeft geschreven, dat confessionele partijen eigenlijk geen partijen
zijn. Men voelt wel, dat ik dat niet op me kan laten zitten. Ik heb tot mijn
grote vreugde geconstateerd, dat de heer Verkouw Adelbert leest. Dat
vind ik heel plezierig. De heer Verkouw moet echter niet menen, dat wat
Adelbert schrijft, precies datgene is wat in de K.V.P. leeft. Dat is niet het
geval. Ik vind het heel plezierig dat mensen stoom afblazen, zoals de heer
Verkouw dat heeft gevonden bij prof. Delfgaauw, hetgeen hij dus ook zal
kunnen vinden bij van Voorst tot Voorst, maar ik geloof toch niet, dat men
in brede lagen van de K.V.P. er van overtuigd is, dat de confessionele
partij politiek en religieus een onding is. Ook de uitlating van Middelhuis
doelt daar niet op.
Ik heb gezegd, dat de vakbeweging en daar bedoelde îk alle vakbe-
wegingen mee aan de na-oorlogse geleide loon- en prijspolitiek haar
medewerking heeft verleend. Ik weet wel, dat de heer Middelhuis en de
hele K.A.B. in die politiek is teleurgesteld, maar ik geloof niet dat de
heer Verkouw een grote uitmars van de K.A.B. die zoveel aan de opbouw
van de K.V.P. heeft bijgedragen uit de K.V.P. zal kunnen verwachten.
Een partijenstelsel waarbij werkgevers en werknemers in aparte groepe-
ringen optreden, vind ik persoonlijk een gruwel. Ik meen dat andere lan-
den met lede ogen naar de opbouw van ons partijenstelsel, en de opbouw
van de K.V.P. in het bijzonder, kijken. Ik geloof dat het heel goed is dat
wij dat stelsel in ons land hebben.
Ik heb bijzonder veel waardering voor de opmerking van de heer Rut-
gers, dat we, nauwelijks verlost van het rentegamma, weer hardhandig
tegen de borsten van gedeputeerde staten zijn aangevleid. Het is een
plastische uitdrukking, maar ze is inderdaad juist. Het is jammer dat
dit zo moet, want het zal in alle opzichten als een rem gaan werken.
Ik ben het eens met de heer Rutgers, dat, wanneer de uitbreiding van
het raadhuis weer eens op de proppen komt, de raad opnieuw die zaak
zal moeten bekijken, in het licht van de dan geldende omstandigheden.
Dat zal wel moeten gezien onze ervaring met de bouw van het politie-
bureau.
Met de heer Verkouw ben ik het eens, dat het toch wel van groot be-
lang is, dat het Minerva-theater als cultureel centrum wordt behouden.
Ik acht dat ook zeer belangrijk, hoewel ik mij niet verheel, dat daaraan
bijna onaanvaardbare financiële eonsequenties zullen zitten. Ik zie wer-
kelijk nog niet hoe die overbrugd zullen moeten worden. Ik zou het Mi-
nerva-theater om meer dan een reden graag willen behouden, al was het
alleen maar omdat het bestaan van de Heemsteedse Kunstkring, een in-
stelling die we in Heemstede niet graag zouden willen missen, zeer nauw
met het theater verweven is.
Ik heb de heer Enschedé bij bepaalde punten niet goed begrepen. Als
men wil voorkomen dat dure guldens blijven liggen om besteed te worden
in tijden waarin ze minder waard zijn, dan moet men beslist niet reser-