275 19 december 1963. breiden. Hier hebben we juist weer een punt dat in algemene zin kan worden besproken. De heer Van Wijk heeft o.a. gezegâ, dat de herziening' van het uitbreidingsplan voor de geleerdenbuurt is gestagneerd doordat daar plotseling het plan tot het bouwen van een ziekenhuis tussenkwam. Van een principebesluit van de raad om daar de bouw van een ziekenhuis toe te staan weet ik echter niets. Van dit plan is alleen op een gegeven moment door het college mededeling gedaan. De heer Van Wijk heeft ook gesproken over het complex terreinen van het Oude Slot en de middelbare school die daar zal komen. Dat is iets wat de raad op een gegeven moment zomaar hoort. De heer Van Wijk heeft verder gesproken over het plan voor de stichting van een bejaardentehuis aan de Bernard Zweerslaan. Dat is ook iets waar de raad op een gegeven ogenblik wat van hoort. Deze dingen zou ik nu zo graag bij elkaar willen voegen en aan de hand daar- van in het openbaar bespreken wat de gemeente met de nog beschikbare bouwgrond gaat doen. Is het wel juist dat al die terreinen worden verbrok- keld en beschikbaar gesteld voor misschien op zichzelf uitermate nuttige insteilingen. Hier is een stuk algemeen beleid aan de orde en daarover zou ik graag met het college in een openbare vergadering van gedachten wil- len wisselen. Wij verschillen misschien niet van mening, maar dan kan iedereen, ook de burgerij, een duidelijk inzicht krijgen in hetgeen in de toekomst ten aanzien van de woningbouw staat te gebeuren. Ik kom nog terug op hetgeen de heer Verhoeven heeft gezegd. Ik geloof niet dat het verschil tussen de opvattingen van de heren Zijlstra en Witte- veen groot is. Ik meen dat dat ook wel in de Kamer is gebleken. Ik weet dat zij uit dezelfde economische school stammen en dat hun visie op de algemene aanpak van de zaak dezelfde is. Bepaald verkeerd heeft de heer Verhoeven mij begrepen als hij zegt, dat ik het twee partijensysteem heb gepropageerd. Ik heb alleen gezegd en dat herhaal ik duidelijk, dat ik de constante regeringsformatie vanuit de christelijke partijen met medewerking hetzij van de P.v.d.A. hetzij van de V.V.D.politiek gezien een niet gunstige factor vind, en dat ik een soepeler regeringsformatie op prijs stel. De heer Verkouw heeft een goed gefundeerde bespreking gewijd aan het bestaansrecht van de confessionele partijen. Ik zal daar op het ogen- blik niet diep op ingaan maar ik wil er toch iets van zeggen, omdat de heer Verkouw anders mocht menen dat hij gelijk heeft. Met veel van wat hij zegt kan ik instemmen, maar ik geloof dat, wanneer men het bestaans- recht van een christelijke partij bespreekt, daarbij dan de gehele partij- formatie in Nederland moet worden betrokken. Ik geloof dat het dan eerlijk is als de P.v.d.A. en de V.V.D. zichzelf ook bekijken. Het naar zich- zelf kijken is altijd wat moeilijker dan het kijken naar een ander. Men is zo gauw geneigd om zichzelf meer ideaal te vinden dan een ander. Naar mijn mening is de P.v.d.A. door haar optreden en door haar politieke doel- stellingen misschien juist wel een belemmering voor het verdwijnen van de christelijke partijen. Ik weet wel dat er in de P.v.d.A. heel veel ver- anderd is, maar zij is nog steeds te materialistisch ingesteld en zij voert teveel op dat terrein haar politiek, waarbij de diepere beginselen niet altijd aan haar optreden ten grondslag liggen. Ik geloof niet dat een verdeling van de kiezers tussen twee partijen, de P.v.d.A. en de V.V.D., mogelijk is. Zolang dat niet kan ben ik realist genoeg om het bestaansrecht van de christelijke partijen te erkennen. Ik zou een gesprek over het hele partij- wezen wel zeer belangrijk vinden, want de hele partijformatie in Neder- land is misschien wat star en werkt daardoor belemmerend op de poli- tieke wilsuiting. Dit wil ik alleen maar zeggen. Voor verdere gesprekken staan wij uiteraard open. De heer Enschedé heeft dingen gezegd waar ik het mee eens ben en ook dingen waar ik het niet mee eens ben. Ik ben het niet eens met zijn idee betreffende de reserveringen, waar-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 42