19 december 1963.
282
ben het in hun vergadering van verleden week doorgeworsteld. Uiteraard
kunnen burgemeester en wethouders dit hele probleem nog niet overzien.
Daar is ongelooflijk veel mee gemoeid. Burgemeester en wethouders zul-
len de raad volledig op de hoogte houden."
Mr. Butgers: „Ik vraag niet om een nota die burgemeester en wethou-
ders van hun bedrijfshoofden krijgen en voor intern gebruik is, maar
alleen dat de raad tijdig, middels een nota van burgemeester en wethou-
hers, over de ontwikkeling van deze zaak op de hoogte wordt gehouden."
De voorzitter zegt: ,,Zoveel mogelijk, wanneer dit door de raad ver-
wacht kan worden, zal dit worden gedaan.
De heer Enschedé heeft nog gesproken over het wegvallen van de ge-
meentelijke grenzen. Ik heb al meer gezegd dat die grenzen dateren uit
het verieden. Wij gaan een nieuwe tijd tegemoet en op een zeker moment
moet men over de grenzen heen kijken en tot samenwerking komen. Daar-
van is het college zich ten volle bewust.
Het voldoen aan de vraag van de heer Enschedé om de gemeentelijke
verordeningen met die van andere gemeenten te coördineren en bij het
vaststellen van nieuwe verordeningen de verordeningen van omliggende
gemeenten aan de raad over te leggen, lijkt mij een beetje moeilijk. Men
moet in deze die maatregelen nemen waardoor in een groot gebied, de ag-
glomeratie Haarlem, dezelfde lijn wordt getrokken. Ook deze toezegging
kan ik doen."
Wethouder Corver zegt: ,,Ik zou nog iets willen zeggen naar aanleiding
van de mening van de heer Verkouw, dat het met de wet financiële ver-
houding eigenlijk al mis loopt. Ik geloof dat dat wat pessimistisch is ge-
zien. Ik zou willen stellen, dat men op het gebied van de financiële ver-
houdingswet nog in een overgangsfase verkeert, dat de definitieve cijfers
nog niet bekend zijn, en dat er nog een stelsel van verfijningen in de
maak is, waar men wel mee begonnen is maar dat nog uitgewerkt moet
worden b.v. uitkeringen voor wegen, openbare werken, zuiveringsinstalla-
ties, rioleringen e.d. Ik geloof dat we nog even moeten wachten met over
de werking van de financiële verhoudingswet een oordeel uit te spreken.
Ik meen dat over de term bestedingsbeperking een misverstand bestaat
tussen enkele leden van de raad en mij. Ik geloof dat er de vorige keer
sprake was van een uitgesproken overbesteding. Er was teveel uitgegeven,
er waren zeer sterke inflationistische tendensen. Zover is het op het ogen-
blik nog niet, het dreigt wel. Hier is dus sprake van een afremmen voor-
dat we weer in dezelfde nare situatie van 1956/57 komen. Men zou kunnen
zeggen dat er geen principieel verschil bestaat maar wel een zeer bepaald
verschil in het stadium.
De heer Verhoeven heeft prof. Zijlstra aangehaald en voor het door hem
gesprokene ernstig gewaarschuwd. Prof. Zijlstra heeft gezegd: Zolang ik
iets te vertellen heb, nooit meer een overbesteding. Daar heeft hij in de
Eerste Kamer met nadruk op gewezen en daarom heeft hij gezegd, dat hij
het met de politiek van minister Witteveen zo eens is omdat diens poli-
tiek juist een werkelijke overbesteding met de daarop volgende infiatie,
die alle mogelijke ellende tengevolge kan hebben zoals grote werkloosheid,
voorkomt."
Wethouder Mr. van Wijk zegt: ,,Laat niet de mening postvatten, dat de
samenwerking met andere gemeenten met betrekking tot het punt open-
bare werken minder goed zou zijn dan bij andere onderwerpsn. Ik heb
alleen willen aanduiden, dat met betrekking tot één punt toch wel vrij
grote moeilijkheden kunnen rijzen n.l., als de gemeenten onder elkaar
straks de woningcontingenten zullen moeten gaan verdeien. Op dat punt
zal wellicht de samenwerking niet zo vlot verlopen als in andere gevallen.
Maar met betrekking tot de overige punten sprekers portefeuille betref-