19 december 1963. 238 de autonome zouden wij nu een soort van incidentele inflatie op de koop toe kunnen krijgen. Alleen al door onze deelneming in de E.E.G. Ik moet dus nu wel iets gaan zeggen over de andere factor, waardoor wij inflatie zouden kunnen gaan krijgen, n.l. door de prijsstijging in het algemeen, die mede het gevolg zou kunnen zijn van wat van sommige zijden weleens genoemd wordt: de loon-explosie, waarvoor ook de gemeente niet gespaard zal blijven, vide de stijging met 10,6 van de overheidssalarissen. Zelfs de bespreking van de gemeentebegroting ,,sec" zou daartoe aanleiding kunnen geven, hoeveel meer past ze niet in het algemeen verband, waarin ik de zaken zou willen bezien. Sommigen moge deze loon-explosie hebben verrast, mij heeft ze dat niet, doordat ik in een klimaat leef, waarin wij met deze materie in nauw contact staan. Wij hebben hier in Nederland lange tijd geleefd onder een loonbeleid, dat vele buitenlandse economen een voorbeeld vonden van een politiek ter beheersing van de loon- en prijsvorming. Het was logisch, dat wij onmiddellijk na de tweede wereldoorlog een politiek gingen toepassen, die herstel van de geleden schade ten doel had. De vakbeweging heeft zich loyaal daarachter geschaard en zij heeft ook, toen de geleden schade hersteld was, die politiek (in het bijzonder de geleide loonpolitiek), aan- vankelijk strak en later meer gematigd aangevuld door een geleide prijs- politiek, gesteund. Zij heeft daarbij een weg ingeslagen, die sterk afwijkt van de politiek van de vakbeweging in Amerika, in Engeland en in Duitsland, om maar enige voorbeelden te noemen. Daar heeft de vakbeweging maar één doel, n.l. hogere lonen zonder te letten op de gevolgen voor de economie en dat was hier niet het geval. Dit had twee oorzaken. In de eerste plaats doordat men meende, dat een strakke loonpolitiek, zoals reeds gezegd gepaard gaande aan een aan- vankelijk strakke en later zwakkere prijsbeheersing, nodig en nuttig was om de sociale politiek op langere termijn veilig te stellen. Daarbij meende men, dat de Nederlandse welvaart bijzonder kwetsbaar was en dat is ze n.m.m. ook nu nog. Men besefte, dat wij een land zijn, dat weinig eigen grondstoffen heeft en dat alleen door lage prijzen de export kan worden gestimuleerd, die nodig is om de grote importen van die grondstoffen te betalen (afgezien nog van de kapitaalgoederen, die wij aanvankelijk in meerdere en thans door de opbloei van de nederlandse kapitaalgoederen- industrie in mindere mate importeren). Men was ook beducht voor de relatief sterke bevolkingsaanwas, die bij minder grote werkgelegenheid tot grote moeilijkheden aanleiding zou kunnen geven. Daarom geloofde men in het ,,Plan van de arbeid" en soortgelijke theorieën met een andere naam en in de berekeningen van de economen en van de „ruimte", die voor loonsverhogingen uit die berekeningen aanwezig zou blijken. In de tweede plaats kon de vakbeweging aan deze geleide loon- en prijspolitiek haar medewerking verlenen, omdat de vakbeweging, centra- listisch georganiseerd als ze is, hier in Nederland een sterke invloed op haar leden had, waardoor de leiding beslissingen kôn nemen ook al waren die niet altijd populair. De „ruimte"-berekeningen, met wellicht teveel nauwkeurigheid uitgevoerd en wetenschappelijk, zoals de term in vakbe- wegingskringen luidt ,,gemilimeterd", faalden en waren in de praktijk vooral aan de voet (bij de ongeschoolden dus) inderdaad gering. Het spreekt vanzelf, dat de vakbeweging daarmee in tal vän moeilijkheden is gekomen. Heeft bijvoorbeeld de wilde staking bij de buschauffeurs niet ge- leid tot de uiting van één der leiders, dat zij niet staakten tegen hun directies, maar tegen hun vakvereniging Het is duidelijk, dat de leiders van de vakverenigingen thans in de becijferingen der ,,centrale" economen niet meer geloven. Ik behoef de historie van de „loonexplosie" en haar oorzaken hier niet te herhalen. Ik voor mij denk, dat het zeer de vraag zal zijn of de huidige

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 5