19 december 1963.
242
klippen voor de centrale overheid bestaat. Ik wens haar voor haar oceaan
en ik wens het dag'elijks bestuur van onze gemeente voor haar beekje
sterkte en Gods beste Zegen toe voor het jaar, dat vôôr ons ligt.
Mijn fractiegenoten zullen vanzelfsprekend op andere punten van de
begroting ingaan."
Mr. Butgers zegt: „Mijnheer de voorzitter. Het valt niet genoeg te waar-
deren, dat de heer Verhoeven in zijn algemene beschouwingen de raad naar
algemene economische perspectieven en beschouwingen heeft geieid. Het is
een terrein waarop hij bekwaam is. Ik persoonlijk waardeer het bijzonder,
dat hij ons telkenjare met zijn visie op deze zaken vergast. Ik merk
hierbij op, dat hij dus geenszins politiek bedrijft op nationaal terrein,
want bij de algemene beschouwingen moet men over deze dingen iets kun-
nen zeggen. Ik zal bij mijn repliek op de detailpunten van zijn rede terug-
komen.
De behandeling van de begroting 1964 hedenavond en morgen zal het
College op zichzelf niet veel zorgen geven. Dit feit en de begrotingscijfers
zijn een gelukwens aan het College waard.
In tegenstelling met vele andere gemeenten zit Heemstede vrij ruim in
de „slappe was" en heeft het sluitend maken van deze begroting niet de
minste moeite gekost. Dit is een bevoorrechte positie van het college en
de raad en wij prijzen ons daarmede gelukkig. Wanneer wij in de pers
lezen over de moeilijkheden in andere ook nabij gelegen gemeenten
om de touwtjes aan elkaar te knopen en wanneer wij weten, dat in 1963
nog 15 der gemeenten niet-sluitende primitieve begrotingen hadden,
terwijl de Heemsteedse begroting 1964 een batig saldo van 250.000,
vertoont, dan kunnen wij met opgewektheid de ontwerp-begroting vrij-
wel ongewijzigd vaststellen. De V.V.D.-fractie acht sluitende begrotingen,
ook voor overheidslichamen, van het grootste belang en wij achten het
uitermate juist, dat de huidige centrale overheid enerzijds de mogelijkheid
heeft geschapen op reeële wijze tot sluiting te komen en anderzijds aan
de gemeenten de strenge eis stelt het huishoudboekje kloppend te maken,
waardoor aan de verderfelijke praktijk, het geld eerst uit te geven en
dan maar op meer steun van de landelijke overheid te hopen, een einde
is gemaakt. Door juist financieel beheer in het verleden, maar ook
laten wij dat erkennen door diverse gunstige factoren, waarin wij de
hand niet hadden behoeft Heemstede het verzorgingspeil niet aan te
tasten, doch kan dit peil integendeel gestaag worden verhoogd. Bij het-
geen ik zei over de verbeterde financiële verhouding tussen Rijk en ge-
meenten wil ik niet nalaten de navolgende kanttekeningen te plaatsen:
a) De uitkering uit het gemeente-fonds is zelfs over 1960 nog niet defini-
tief vastgesteld. Nu weet ik wel, dat de definitieve vaststelling weinig
zal verschillen met de voorlopige cijfers en dat voor de definitieve vast-
stelling vele cijfers, ook van gemeentewege, vereist zijn, maar ik acht
het toch onjuist, dat een en ander zo lang op zich laat wachten.
b) Nauwelijks waren wij verlost van het rentegamma voor leningen en
kwamen wij dus los van de brede boezem van de Bank van Nederlandse
Gemeenten, of wij werden om in dezelfde beeldspraak te blijven
door een beschikking ingevolge de nieuwe Wet Kapitaaluitgaven Pu-
bliekrechtelijke Lichamen hardhandig aangevleid tegen de borsten van
gedeputeerde staten, die meer zuigelingen ter plaatse hebben en ons
spaarzaam van melkgeld dreigen te gaan voorzien. Zo dreigen de ge-
meenten nooit flink en zelfstandig te worden. Met alle begrip voor de
noodzaak van een tijdelijke investeringsbeperking hoop ik toch, dat de-
ze nieuwe onzelfstandigheid geen dag langer duurt dan de algemeen
financiële omstandigheden nodig maken. Ik zeg dit niet zonder reden,
want bij alle ouders bestaat de neiging hun kinderen langer onzelfstan-
dig te laten dan nodig is en dit geldt zeker voor moedertje Staat te-