58
27 februari 1964
gemeester en wethouders is opgedragen". H.i. is de raad dus zeker be-
voegd om deze borden te doen plaatsen.
De voorzitter zegt, dat mevr. Cohen goed is voorbereid. Inderdaad, wan-
neer het een kwestie van autonomie is zoals mevr. Cohen stelt, dan is de
raad in deze volkomen bevoegd, maar is het een kwestie van zelfbestuur,
dan is het de taak van burgemeester en wethouders of van de burge-
meester tenzij de bedoelde taak bepaaldelijk aan de raad is opgedragen.
Nu kan men daar heel lang over praten. Op het ogenblik breekt zich een
stroming baan, die zelfs stelt, dat ten aanzien van het zelfbestuur het
college van burgemeester en wethouders ook verantwoording verschuldigd
is aan de raad. Spreker gelooft dat de weg die de raad heeft willen in-
slaan niet verder moet worden betreden. Het betreft hier een maatregel
van wetshandhaving en wetshandhaving is speciaal toebedeeld (artikel 4
van de wet rechterlijke organisatie) aan de politie. De vraag die op het
ogenblik gesteld kan worden of de raad in deze bevoegd is, meent spre-
ker ontkennend te moeten beantwoorden. Men zou dit kunnen vergelijken
met het geval, dat de «aad per motie besluit en nu draait spreker het
even om geen controle met de gatsometer meer te doen houden of, na-
dat bekend geworden is dat er een inbraak zal worden gepleegd, de 'raad
een bord wil plaatsen met het opschrift: „denk er aan, er wordt gesur-
veilleerd." Spreker gelooft dan ook zeker dat zijn mening voorlopig de
juiste is.
Mevr. Cohen voelt dat haar advies haar begint te ontvallen. Zij moet
het nu hebben van het gezonde verstand en dat zegt haar dat hier geen
sprake is van wetshandhaving maar van een waarschuwing
Voorzitter: ,,Een waarschuwing die dus lijnrecht ingaat tegen diegenen
die de wet moeten handhaven."
Mevr. Cohen: „Die alleen maar aanvult."
De voorzitter gelooft niet dat het advies dat mevr. Cohen heeft ingewon-
nen, juist is.
Mevr. Cohen vraagt, in de volgende vergadering officieel te mogen ver-
nemen waarom precies de borden niet geplaatst zullen worden.
De voorziter moet even een kleine rectificatie aanbrengen. Deze zaak
wordt in het college besproken nadat daarover een rapport is uitgebracht.
Wanneer de zaak niet tot de competentie van het college behoort, komt
er in deze een rapport van de burgemeester. De zaak wordt in ieder ge-
val nader bezien.
Bouw woningwetwoningen.
De heer Brandsma gelooft dat bepaalde onzekerheden inzake de bouw-
kosten van woningwetwoningen nu toch wel zijn opgelost. Spreker denkt
hierbij aan de risico-clausule en aan de nieuwe lonen der bouwvakarbei-
ders. Hij heeft de indruk, dat nu met de minister te praten valt over de
curveprijzen. Spreker neemt aan, dat het college druk bezig is het toe-
gewezen contingent woningwetwoningen voor 1963 plus het contingent 1964
voor te bereiden voor aanbesteding opdat ten spoedigste tot bouwen zal
kunnen worden overgegaan. Maar dit doet bij spreker juist een vraag
rijzen. Spreker gelooft, dat bij het nieuwe bouwbeleid gesproken kan
worden van een voortschrijdend contingent en dat dus zeker van een
driejarenplan mag worden uitgegaan. Spreker meent dat het beleid van
het college en in het bijzonder van de betreffende wethouder, daarop
gebaseerd zal dienen te zijn. Zijn concrete vraag is nu aannemende
dat dit jaar een onbekend aantal woningen zal kunnen worden gebouwd
waar het volgend jaar gebouwd kan worden, met andere woorden, is er
bouwrijpe grond voor het volgend jaar en volgende jaren voorhanden