26 maart 1964 63 e. verslag van kasopneming en controle administratie in het le kwartaal 1964: hoofdinspecteur van politie; boekhouder grondbedrijf. f. opgave van burgemeester en wethouders d.d. 18 maart 1964, van de gevallen, waarin zij in 1963 gebruik hebben gemaakt van de hun bij raadsbesluit van 27 april 1939, no. 52 verleende bevoegdheid tot het verhuren, verpachten of op enige andere wijze in gebruik geven van gemeente-eigendommen. g. mededeling van burgemeester en wethouders d.d. 18 maart 1964, dat zij in 1963 geen gebruik hebben gemaakt van de hun bij raadsbesluit van 29 juli 1937, no. 77 verleende bevoegdheid tot het kopen en ruilen van gemeente-eigendommen. h. opgave van burgemeester en wethouders d.d. 18 maart 1964, van de gevallen, waarin zij in 1963 gebruik hebben gemaakt van de hun bij raadsbesluit van 24 september 1936, no. 77 verleende bevoegdheid tot het voeren van rechtsgedingen inzake schade-aanrijdingen en -aanva- ringen, voor die gevallen, waarin de beweerde schade niet meer dan f 500,bedraagt. i. opgave van burgemeester en wethouders d.d. 18 maart 1964, van de gevallen, waarin zij in 1963 gebruik hebben gemaakt van de hun bij raadsbesluit van 30 november 1962, no. 142 verleende bevoegdheid tot het vervreemden van gemeente-eigendommen. Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders worden de stukken genoemd onder a tot en met i, zonder hoofdelijke stemming, voor kennisgeving aangenomen. NOTA VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE STICH- TING BENZINESTATION AAN DE LANCKHORSTLAAN. De heer Verkouw vindt het memorandum van burgemeester en wethou- ders inzake de stichting van een benzinestation aan de Lanckhorstlaan, hetwelk bij de stukken ter inzage heeft gelegen, een knap en kunstig werk. Er is n.l. op een kunstige wijze naar een zekere conclusie toe geredeneerd. Het doet spreker denken aan een romanschrijver die de ontknoping van zijn verhaal voor ogen heeft en daar de handeling bij aanpast. Er is spre- ker in het oor gefluisterd, dat een en ander juridisch volkomen in orde is. Toch wil spreker zich veroorloven enkele kanttekeningen bij deze nota te plaatsen. Hij gaat nu maar voorbij aan de benzinepompverordening, al vindt hij het achteraf jammer, dat de raad de uitvoering daarvan niet aan zich heeft gehouden maar in handen van burgemeester en wethouders heeft gelegd. Dat is nu eenmaal zo. Aan de hinderwetsvergunning gaat spreker ook maar voorbij, omdat hij ook wel de overtuiging heeft hij heeft dat vroeger ook al eens gezegd dat het beroep, dat bij de Kroon is ingediend, wel zal worden afgewezen. Spreker wil dan beginnen met het slot van pagina 1. Spreker heeft in een vorige bespreking van dit onderwerp gezegd, dat hij van mening was, dat voor de bouw van een benzinestation op deze plaats een vergunning ex artikel 20 van de wederopbouwwet noodzakelijk zou zijn. Burgemeester en wethouders schrijven daarover: „In dat geval zouden gedeputeerde statën de bouwvergunning niet goedkeuren met het gevolg dat eerst het uitbrei- dingsplan zou moeten worden gewijzigd." Spreker gelooft niet dat hij dat gezegd heeft. Er zijn twee mogelijkheden n.l., dat gedeputeerde staten deze vergunning goedkeuren, casu quo niet goedkeuren. Maar dat is niet zo belangrijk. Belangrijker is wat aan het begin van blz. 2 volgt: ,,Naar ons oordeel is deze mening niet geheel juist (dat een vergunning ex artikel 20 wederopbouwwet noodzakelijk zou zijn). Het is namelijk zo, dat voor alle delen van de gemeente een uitbreidingsplan geldt. Voor zover bij die plannen bebouwingsvoorschriften zijn vastgesteld, is daarin aan burge- meester en wethouders de bevoegdheid gegeven de bouw van kleine, niet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 3