26 maart 1964
69
De vraag van de heer Brandsma of dit punt niet nog eens kan worden
overwogen, beantwoordt spreker bevestigend, want er kan een moment
komen dat burgemeester en wethouders menen dat er weer wat armslag
is en weer eens wat kan worden gedaan. Nu is er echter alle aanleiding
om bij de rijksregeling aan te passen.
De heer Brandsma kan het met de wethouder eens zijn dat de verbete-
ring van de salarissen nogal van betekénis is geweest, maar dat neemt
allemaal niet weg, dat juist voor deze éne groep, die dus door de maat-
regel van hogerhand is overgeschakeld van de weekloners naar de jaar-
loners, een wat scheve situatie is ontstaan. In de oude constellatie had men
een bepaalde saiarisopbouw en door deze overschakeling komt voor de be-
doelde categorie naar voren, dat er in plaats van een verschil van 44,
45,per maand met de opvolgende groepen een verschil van 25,is
ontstaan. Spreker ziet daarin, dat deze categorie iets minder royaal is be-
handeld dan de andere categorieën. Bovendien is 20,per maand, want
daar gaat het in feite om, nu ook niet een zodanig bedrag, dat men kan
zeggen dat het voor de gemeente zodanige financiëie consequenties heeft
dat dit wel eens bij een volgende keer zal worden overwogen. Spreker had
gehoopt, dat de wethouder alsnog zou toezeggen, dat hij bereid was deze
wijziging aan te brengen. Spreker zou dus nu wel een voorstel willen
indienen om de hoofdvakman over te brengen van categorie 4 naar cate-
gorie 5.
De heer Kooijmans vraagt zich af hoe bij het plaatsen van de hoofd-
vakman in groep 5 van de jaarloners de verhouding tussen hoofdvakman
en adjunct-techniseh ambtenaar wordt. Hebben de hoofdvakman en de
adjunct-technisch ambtenaar bij het werk met elkaar te maken? Als dat
het geval is, is het ongewenst dat de salarissen van beide catego-
rieën gelijk worden. Dat zou moeilijkheden kunnen geven.
Wethouder van Wijk antwoordt, dat het het college niet zozeer is gegaan
om de kwestie of dat genoemde verschil tussen de categorieën nu 25,
of 45,moet zijn. Burgemeester en wethouders hebben gemeend hier
regulair te moeten handelen. Zij troffen dit meer of min als gegeven in
deze opbouw aan.
De moeilijkheid door de heer Kooijmans genoemd zou zich kunnen voor-
doen. Spreker noch de raad kunnen op dit moment volledig de gevolgen
van het gevraagde overzien. Spreker wil gaarne aan de hand van de ge-
maakte opmerkingen een iets verdergaande toezegging doen, n.l. dat het
college bereid is, daarbij rekening houdend met de opmerking van de heer
Kooijmans, nog eens te overwegen of het gevraagde verantwoord is en of
geen moeilijkheden te verwachten zijn.
Er is dus één gemeente geweest die tot hogere inpassing van de hoofd-
vakman is overgegaan maar er zullen ongetijfeld vele gemeenten zijn die
het niet gedaan hebben. Spreker gelooft wel in een van de volgende ver-
gaderingen terug te kunnen komen met een nader oordeel van het college.
Of het anders za.1 luiden is de vraag. Spreker vraagt of de heer Brandsma
met deze toezegging akkoord kan gaan.
De heer Brandsma wil de wethouder die gelegenheid wel geven maar
hij zal zijn voorstel in petto houden. Mocht het nadere voorstel van bur-
gemeester en wethouders niet naar zijn genoegen zijn, dan behoudt hij zich
het recht voor zijn voorstel alsnog in te dienen.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vast-
gesteld.