/wil er nog op wijzen, dat juist het punt ffbuitenschildern
106
29 april 1964
dwongen worden om de herstelwerken te doen verrichten waartoe hij
verplicht is. Men vindt het echter blijkbaar wel gemakkelijk om naar
bouw- en woningtoezicht te lopen. Spreker meent, dat burgemeester en
wethouders toch wel bijzonder voorzichtig met dat soort aanschrijvingen
moeten zijn.
De voorzitter: „Jalousie de metier."
De heer Rutgers kan zeggen, dat het volgen van die procedure niet de
inschakeling van een advocaat nodig maakt.
De heer Verkouw merkt op, dat de heer Rutgers ër toch aän tnoet ,meë.-
werken, dat de gemeentelijke verordeningen worden nageleefd.
De heer Riifrgftrg aqf het vfîlgert van dio proeeduro nict dc,
VllJZ. werk" een moeilijk punt is. Wanneer b.v. een huis zo vervalt dat het
gglc inderdaad gevaar oplevert voor de bewoners, moet bouw- en woningtoe-
zicht ingrijpen. Dat spreekt vanzelf. Maar wanneer de aanschrijving er
van uitgaat, dat het huis in de toekomst zal gaan vervallen, dan is dat
juridisch bepaald minder sterk en aanvechtbaar. Spreker had hier niet
over willen spreken, omdat hij vandaag de jurisprudentie daarover, door
persoonlijke omstandigheden, niet heeft kunnen nagaan, maar hij meent
te weten dat het wel een vraagpunt is.
In antwoord op de opmerking van de heer Verkouw zegt spreker, dat
men een verordening altijd te goeder trouw moet naleven. In dit geval
moet men zorgen, dat er geen ongelukken kunnen voorkomen met de
huizen waarin de mensen wonen, maar daar valt het buitenschilderwerk
niet onder.
Wethouder van Wijk antwoordt, dat de door de heer Rutgers genoemde
procedure hem uiteraard wel bekend was, hoewel hij daar in zijn betoog
niet aan gedacht heeft. Hij moet toch wel op een grote schaduwzijde van
deze procedure wijzen. Als een huurder daaraan begint, kan hij wel een
machtiging krijgen om op kosten van de verhuurder bepaalde dingen te
laten doen, maar hij vindt b.v. geen schilder die bereid is het huis te
schilderen wanneer de huurder hem, met een machtiging van de kanton-
rechter in de hand, voor de betaling der kosten verwijst naar de verhuur-
der. Die schilder zai ongetwijfeld zeggen: „U kunt wel zeggen dat die
man moet betalen, maar als hij het niet doet wat dan!" Men zal zich
daarom in dergelijke gevallen veel liever tot de gemeente wenden, want
de gemeente is nog wel kredietwaardig, althans voor het schilderen van
een huis. Ook spreker heeft vandaag geen gelegenheid gehad om de juris-
prudentie door te nemen. Hij kent echter de jurisprudentie nog wel, want
die heeft hij vroeger bestudeerd en daaruit blijkt, dat schilderwerk onder
onderhoud valt en dan kan schilderen via een aanschrijving van burge-
meester en wethouders worden opgelegd. Er is wel een stroming geweest
die meent, dat dit alleen voor grondverf geldt, maar de deskundigen zijn
van mening, dat alleen met grondverf schilderen nog veel slechter is dan
helemaal geen verf, want grondverf trekt vocht aan en dan bereikt men
het tegendeel van wat men beoogt.
Wethouder Corver: ,,Het lijkt wel of wethouder van Lent aan het woord
is."
Wethouder van Wijk: „Ik heb dat juist van wethouder van Lent
gehoord."
Mevr. Vriesendorp zegt, geen antwoord te hebben gehad op haar vraag
waarom die andere huiseigenaren van de naastliggende percelen niet
worden aangeschreven.