28 mei 1964.
135
Telefooncel Glip.
De heer Van der Linden had de stille hoop, bij de stukken ter inzage,
do correspondentie aan te treffen die het gemeentebestuur met de P.T.T.
heeft gevoerd over de plaatsing van een telefooncel op de Glip. Spreker
vraagt hoever burgemeester en wethouders met deze zaak staan.
De voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethouders indertijd heb-
ben kunnen kiezen tussen een telefooncel in de Rivierenbuurt of op de
Glip. Toen is de Glip afgevallen. Burgemeester en wethouders zouden
echter nogmaals aandrang bij de P.T.T. kunnen uitoefenen.
De heer Van der Linden: ,,Hebben burgemeester en wethouders hierin
helemaal geen zeggenschap
De voorzitter: ,,Nee, dit behoort niet tot onze competentie."
De heer Van der Linden meent, dat als er in een bepaalde wijk voor de
bewoners grote behoefte bestaat aan iets van algemeen belang, die be-
hoefte door burgemeester en wethouders aan de betreffende instantie met
de nodige argumenten naar voren kan worden gebracht. Dan bestaat de
kans dat die instantie voor de aandrang van die zijde zwicht.
De voorzitter weet niet hoe het programma van de P.T.T. er uit ziet.
Er zijn ongeveer 1000 gemeenten en er zullen per jaar misschien maar een
beperkt aantal telefooncellen kunnen worden geplaatst. In ieder gevai
zullen burgemeester en wethouders nogmaals hierop aandringen.
Rijwielstalling bij station.
De heer Rutgers vraagt of burgemeester en wethouders kennis hebben
genomen van het krantenartikel inhoudende, dat minister Bogaers de
bouw van de rijwielstalling bij het station heeft stopgezet. Spreker vraagt
of burgemeester en wethouders van deze kwestie iets bekend is en welk
standpunt zij daarbij innemen. Dit is wel een kwestie tussen gedeputeerde
staten en de spoorwegen, maar Heemstede heeft een bouwvergunning af-
gegeven.
De voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethouders inderdaad een
bouwvergunning voor deze stalling hebben afgegeven. Door gedeputeerde
staten is aan de spoorwegen verzocht om het bouwen stop te zetten en
verder contact met hen op te nemen. Spreker gelooft dat de inhoud van de
brief van gedeputeerde staten iets te imperatief is weergegeven.
In verband met het feit, dat nu door gedeputeerde staten aan de minister
is verzocht om ten aanzien van het ontwerpen van het tracé van de noord-
zuid verbinding in het streekplan uitstel te krijgen tot 31 deeember 1965,
bestaat naar sprekers mening de mogeiijkheid, dat gedeputeerde staten als-
nog toestemming zullen geven om de bouw voort te zetten, omdat intus-
ssn in de opvattingen over het gewenste tracé van die weg wel iets is ge-
wijzigd.
Wethouder Van Wijk kan er wel iets meer van zeggen. De bouwver-
gunning voor dit object kon door de gemeente verleend worden omdat er
geen bepalingen zijn die de bouw van een rijwielstalling daar verhinderen.
Daarna zijn gedeputeerde staten zich met deze zaak gaan bemoeien. Dit
is gebeurd in het stadium waarin gedeputeerde staten zich nog voorstelden
bij een partiële herziening van het streekplan, met een definitief tracé voor
deze weg te komen en dan zou er geen plaats zijn geweest voor een rij-
wielstalling. Niet van de zijde van gedeputeerde staten maar toch wel
door een daarbij zeer nauw betrokken ambtenaar is aan spreker gezegd,
dat die brief nu toch wel wat vreemd in de lucht is komen te hangen. De
betreffende commissie in de eerste plaats en nadien de provineiale staten,