114 28 mei 1964. staat: ,,dat de daad per motie besluit"; dit moet zijn: ,,dat de raad per motie besluit". Voorts vraagt spreekster nogmaals attentie voor haar op blz. 58, 7e alinea opgenomen vraag aan de voorzitter, om een motivering te geven van het al of niet competent zijn van de raad met betrekking tot het doen plaatsen van borden met het opschrift „let op, snelheidscontrole". De voorzitter antwoordt, dat een belofte schuld maakt en spreker is niet gewend zijn beloften niet te houden. Hij zal echter pas dan een ant- woord geven, wanneer hij zeer goed beslagen ten ijs kan komen. De door hem gevraagde inlichtingen met betrekking tot deze zaak heeft hij nog niet ontvangen. De heer Brandsma zegt, dat door hem en wethouder Van Wijk (blz. 58 en 59) is gesproken over de meerjarige bouwplannen, meer in het bijzonder in verband met het bouwrijp maken van gronden. De wethouder heeft toen toegezegd, dat hij alle diensten onder druk had gezet om deze zaak te bespoedigen en dat hij hoopte op korte termijn daaromtrent iets naders te kunnen mededelen. Spreker vraagt of hij mag aannemen, dat dit een van de eerstvolgende vergaderingen van de raad zal zijn. Voorts vraagt spreker of er enige voortgang merkbaar is in het onderzoek dat wordt ingesteld. Wethouder Van Wijk antwoordt, dat, als aan één zaak hard gewerkt wordt, zowel in het college als daar buiten, het wel de kwestie van het bebouwen van deze gemeente is, het klaarmaken van bouwplannen en het bekijken van de zaak in het geheel. Inderdaad is er die druk op gezet die er op gezet kon worden. De eerste resultaten daarvan hebben burgemeester en wethouders al gezien. Spreker kan de verzekering geven, dat het bouwen in de gemeente en de totaliteit daarvan, waaruit dan ten slotte de moge- lijkheid tot het maken van meerjarige bouwplannen moet voortkomen, volop in de activiteit en de aandacht van het college staat. Het is echter geen eenvoudige zaak waarover maar niet in een handomdraai overeen- stemming is te bereiken. Er is op het moment geen deel van de gemeente, dat niet de speciale aandacht van het college en van de het college raad- gevende deskundigen, heeft. De notulen van de vergadering van 27 februari 1964 worden vervolgens zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De heer Brandsma zegt, dat in de vergadering van 26 maart 1964 (blz. 69) is gesproken over de salarisindeling en dat toen de wethouder heeft toegezegd, dat het college nog eens nader zou bekijken of de hoofdvakman niet in groep 4 maar in groep 5 moet worden ingedeeld, gelijk de ambte- narenorganisaties hebben verzocht. Daarbij zou de wethouder nagaan of die hogere indeling repercussies zou geven ten aanzien van de totale indeling. In een van de volgende vergaderingen zou het nadere oordeel van het college kenbaar worden gemaakt. Spreker vraagt of de wethouder kan toezeggen, dat het oordeel van burgemeester en wethouders nu of in de volgende vergadering aan de raad zal worden medegedeeld. De voorzitter merkt op, dat dergelijke vragen beter bij de rondvraag kunnen worden gesteld. Wethouder Van Wijk antwoordt, dat het toegezegde onderzoek met be- trekking tot de inpassing van de hoofdvakman, heeft plaats gehad. Ge- bleken is, dat één gemeente, n.l. Bloemendaal, de hoofdvakman in de 5e klasse heeft geplaatst. Spreker moet er bij zeggen, dat, hetgeen hij niet verwacht had, die gemeente daarop ook goedkeuring van gedeputeerde staten heeft ontvangen. Dit bericht is eergisteren bij het college binnen- gekomen. Het college zal zich nu op grond van deze gegevens nog eens

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 2