28 mei 1964.
119
De heer Willemse is het in grote lijnen met het betoog van de heer
Rutgers eens. Spreker wilde n.l. in dezelfde geest zijn mening geven. De
juridische kant van deze zaak zal spreker graag buiten beschouwing laten.
In eerste instantie was hij van mening, dat de toegang tot dit benzinesta-
tion aan de Lanckhorstlaan zou komen te liggen. Nu hij op de tekening
heeft gezien, dat het terrein uitsluitend vanaf de Bronsteeweg toegankelijk
zal zijn, heeft spreker de indruk, dat de voorgestelde oplossing voor dit
punt eigenlijk nog niet zo slecht zou zijn. Hierdoor zou ook het moeilijke
kruispunt, bij de totale reorganisatie van de Lanckhorstlaan, verbeterd
kunnen worden. Overigens gelooft spreker, dat het minder de bedoeling is
daar een benzineverkooppunt te vestigen alhoewel de verkoop van ben-
zine allerminst door de S.H.V. zal worden afgeslagen maar voorname-
lijk een servicegelegenheid te scheppen. In verband met de enorme toe-
neming van het aantal auto's en het daarmede niet gelijke tred houdende
aantal garages en gelegenheden waar men een wagen behoorlijk kan laten
onderhouden, kan spreker nog wel voelen voor het verlenen van de ge-
vraagde vergunning. Hij geeft toe, dat een uitrit op de Lanckhorstlaan
niet helemaal van gevaar ontbloot zal zijn, maar hij meent, dat er op het
ogenblik in Heemstede ook wel andere punten zijn waar het gevaar min-
stens even groot zo niet groter is.
De heer Verkouw kan het met de heren Rutgers en Willemse eens zijn,
dat, nu het zgn. broederhuis al enige jaren niet meer in gebruik is en in
een wat vervallen staat verkeert, het aesthetische aanzien van dat punt
niet mooi genoemd kan worden, maar men behoeft het er dan nog niet
mee eens te zijn, dat, als het broederhuis wordt gesloopt en daar een
servicestation wordt gebouwd, het aesthetisch aanzien van de gemeente op
dit punt zal worden verfraaid. Spreker gelooft eerder, dat het op dit punt
zeer sterk zou detoneren. Zijn fractie schaart zich dan ook graag achter
het standpunt van burgemeester en wethouders en vindt het een wijs be-
sluit van het college, dat het met de verordening op de benzinepompen
in de hand, de gevraagde vergunning heeft geweigerd.
De heer Rutgers heeft de vraag opgeworpen, of de verordening op de
benzinepompen wel had moeten zijn toegepast. Spreker zou willen zeggen,
dat de S.H.V. zelf het standpunt heeft ingenomen dat op dit geval de ver-
ordening op de benzinepompen van toepassing is door een verzoek om
vergunning ingevolge die verordening tot het college te richten. De ver-
ordening op de benzinepompen, die door de raad in het leven is geroepen,
heeft ook zeer positieve elementen. In artikel 6 wordt imperatief vooige-
schreven, dat de vergunning wordt geweigerd, indien de benzinepomp
zodanig zou worden geplaatst, dat, en dan komen de punten: gevaar voor
de vrijheid en veiligheid van het verkeer, ontsierende werking voor de
omgeving, enz. Hier is een zeer duidelijke tegenstelling met het bepaalde
in artikel 7, waarin de gevallen worden genoemd waarin de vergunning
kan worden geweigerd. En inderdaad, hier is sprake van gevaar voor de
vrijheid en veiligheid van het verkeer; bestaat het feit dat de pomp ge-
plaatst zal worden op een afstand van minder dan 100 meter van een
reeds aanwezige benzinepomp en tenslotte meent het college, dat de ge-
vraagde pomp een ontsierende werking zal hebben voor de omgeving. Over
het laatste kan verschil van mening bestaan, maar sprekers fractie is
vooralsnog van mening, dat hier zeker van ontsierende werking kan wor-
den gesproken. Zijn fractie zal dan ook graag haar stem geven aan het
voorstel van burgemeester en wethouders om het beroep van adressante
ongegrond te verklaren.
Maar hiermede is nog niet alles over deze zaak gezegd. Er staat n.l. nog
iets anders in het voorstel van burgemeester en wethouders te lezen, n.l.,
dat het college inmiddels voor twee plaatsen op minder dan 100 m. van
perceel Bronsteeweg 12 gelegen, al een vergunning voor een benzinepomp