28 mei 1964.
121
pompen te plaatsen op of aan de openbare weg-, in dit g'eval niet van toe-
passing acht. Men moet echter goed beseffen, dat reclamante bij de raad in
beroep is gekomen tegen een besluit van burgemeester en wethouders ge-
nomen ingevolge de benzinepompverordening. Goedkeuring voor een in-
en uitrit heeft men in dit stadium van de zaak niet gevraagd.
De enige mogelijkheid om het ontworpen benzinestation zonder ernstige
hinder voor het verkeer aan te doen is vanaf de Bronsteeweg, rijdende
in noordelijke richting en het te verlaten is, rijdende in oostelijke richting
naar de Lanckhorstlaan. Elke andere wijze van benaderen of verlaten is
bepaald gevaarlijk en derhalve onaanvaardbaar. De praktijk wijst uit, dat,
wanneer men zich daar niet aan houdt, het niet mogelijk is de minst be-
zwaarlijke weg voor de aan- en afvoer van de auto's af te dwingen. Men
kan dus wel zeggen dat het verboden is, maar men houdt er zich niet aan.
Dat is nu eenmaal de praktijk. Spreker heeft in deze nog met de hoofdin-
specteur van politie contact opgenomen en die is van mening, dat, wanneer
daar een benzinestation zal komen dit een bron zal zijn van voortdurend
gevaar.
Ten aanzien van wat de heer Verkouw heeft gezegd over de te plaatsen
benzinepomp aan de zuidzijde van de Koediefslaan merkt spreker op, dat
het hier het verplaatsen van een in de Koediefslaan staande pomp be-
treft. De juiste plaats is nog niet vastgesteld.
Spreker zou de raad met aandrang willen adviseren om in deze het
college te volgen.
De heer Verkouw zegt, dat burgemeester en wethouders toch vrij posi-
tief in hun voorstel schrijven, dat er een pomp zal komen aan de zuid-
zijde van de Koediefslaan tussen Blekersvaartweg en Bronsteeweg.
De voorzitter,,Ja, maar de plaats waar die pomp precies zal komen
is nog niet vastgesteld."
De heer Verkouw merkt op, dat wanneer die pomp geplaatst wordt, dit
in ieder geval in strijd zal zijn met art. 6, 2e sub b van de benzinepompen-
verordening, omdat zij zeker op een afstand van minder dan 50 meter
van de hoeken van een weg, gemeten in de as van de weg, zal staan.
De voorzitter: „Dat is nu ook het geval."
Wethouder Van Wijk wijst er op, dat de pomp nu ook binnen 50 meter
van een hoek staat. Maar zij zal in ieder geval voor de veiligheid van het
verkeer op de nieuwe plaats beter komen te staan dan waar zij nu staat.
Daarbij zal ook de schuur op de hoek van de Koediefslaan kunnen verdwii-
nen.
De voorzitter: ,,Dat zal een sanering zijn."
De heer Butgers gelooft, dat hij niet helemaal duidelijk is geweest in
zijn betoog, althans naar het antwoord van de voorzitter te oordelen.
Spreker heeft dus gezegd, dat de verordening het zonder vergunning van
burgemeester en wethouders oprichten van benzinepompen op of aan de
openbare weg verbiedt. Een apart argument van adressante is, dat hier
geen pomp op of aan de openbare weg wordt geplaatst, maar midden op
eigen terrein. De strekking van de verordening is, de vrijheid en de vei-
ligheid van het verkeer te waarborgen. In dit verband wordt het stilstaan
van auto's om bij een benzinepomp te tanken die dicht bij een hoek van
een weg staat, gevaarlijk geacht. Maar als er nu sprake is van het plaat-
sen van een benzinepomp op een eigen terrein, waarvan de in- en uitrit op
meer dan 50 m. van een hoek zijn geiegen dan zou op die grond het plaat-
sen van een pomp niet mogen worden geweigerd. Spreker kan daarom de
juistheid van het betoog van reclamante niet ontkennen. Hij heeft noch-