91 2e afd. 22 juli 1964 2e WIJZIGING VAN DE UITKERINGS- EN PENSIOEN- VERORDENING WETHOUDERS 1963 Aan de Raad, Bij Uw besluit van 26 september 1963, nr 103 tot vaststelling van de Uitkerings- en Pensioenverordening wethouders 1963 werd tevens vast- gesteld een tabel (bijlage A), bevattende de vermenigvuldigingsgetallen voor de berekeningsgrondslagen, die in de loop der jaren hebben gegolden. Deze tabel werd overgenomen uit de bijlage (tabel m) behorende bij de Wet Pensioenmaatregelen 1963, omdat deze tabel krachtens het bepaalde in artikel 11 van deze wet geldt voor de pensioenen, die zijn of geacht worden te zijn toegekend kiachtens de wet van 1 augustus 1956 (Stbl. 455). Dit laatste nu is het geval met de pensioenregeling voor de wet- houders. Blijkens de voor Uw leden ter inzage liggende brief van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland d.d. 25 februari 1964 kan de bedoelde tabel niet zonder meer worden gehanteerd voor de met de Wet Pensioenmaat- regelen 1963 beoogde aanpassmg van de wethouderspensioenen, omdat deze tabel is gebaseerd op het weddeverloop van ministers en het verloop van de wethouderswedden niet in gelijke mate heeft plaats gehad. Het gebruik van deze tabel zou in feite indruisen tegen de met de pensioen- maatregelen 1963 beoogde aanpassing dier pensioenen. Gedeputeerde Staten hebben daarom in hun brief een berekeningsme- thode aangegeven op grond waarvan een specifiek op deze gemeente af- gestemde tabel van tijdvakken en vermenigvuldigingsgetallen kan worden samengesteld. Wij achten het alleszins gewenst aan het door Gedeputeer- de Staten besproken aspect van de aanpassing aandacht te schenken en hebben daarom aan de hand van de door dit College aangegeven bereke- ningsmethode en met inachtneming van het verloop der wethouderswed- den in deze gemeente een nieuwe tabel ontworpen. Wij zijn daarbij uitge- gaan van de wedde op 1 januari 1946, welke wedde nog van invloed is op het pensioen van de het langst gepensioneerde wethouder. De vermenig- vuldigingsgetallen van 1 januari 1957 af zijn ongewijzigd overgenomen, met dien verstande dat het getal 1.3213 slechts geldt tot 1 januari 1960, op welke datum het getal 1.2097 er voor in de plaats treedt, omdat op die datum de wethouderswedden in Noord-Holland zijn herzien. In het raam van de hierboven genoemde voorziening behoort een bepa- ling te worden opgenomen, welke de strekking heeft te voorkomen. dat het op grond van de oude verordening toegekende maximumpensioen in het kader van de invoering van de welvaartsvastheid uitgaat boven de wedde, waarop op 1 januari 1963 aanspraak bestond. Deze bepaling is nader uitgewerkt in artikel 35a. Voorts stellen wij U voor het beginsel van de welvaartsvastheid in de ver- ordening op te nemen. Dit beginsel is neergelegd in artikel 24 h van de wet van 1 augustus 1956 (Stbl. 455) en is bij de wijziging van deze wet door de Wet Pensioenmaatregelen 1963 opgenomen. Bij dezelfde wijziging is in artikel 47 b van eerstgenoemde wet o.m. aan de gemeentebesturen de bevoegdheid gegeven overeenkomstige voorzieningen te treffen ten aan- zien van gewezen wethouders en hun nabestaanden. Een en ander impliceert dat, wanneer in de toekomst de pensioenen een algemene verhoging zullen ondergaan op grond van in het bezoldigings- peil van het rijkspersoneel aangebrachte wijzigingen van algemene aard, deze verhoging van overeenkomstige toepassing zal zijn op de wethou- derspensioenen dezer gemeente. Wij zijn van mening, dat de redelijkheid en wenselijkheid opneming van de hiervoor besproken voorziening in de verordening alleszins rechtvaar- digen. Teneinde te voorkomen, dat wij voor elke wijziging van de tabel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 1