185 27 augustus 1964 mkomen ging genieten van 20 - 25 en daarmede hebben de betrokkenen hun moeilijkheden opgelost. Over een half jaar bedroeg dat, de loons- verhogingen buiten beschouwing latende, respectievelijk 156,en 120,meer dan voor de mensen uit de groepen 4 en 5. Volkomen ten overvloede heeft het college aangetoond, dat zij door hun promotie de overgang naar maandsalaris hebben kunnen opvangen. Er is geen enkele reden om achteraf, aan een naar sprekers meening vrij willekeurige groep, alsnog dit douceurtje te doen toekomen. Dit zou onbiiiijk zijn ten opzichte van al die anderen die hetzelfde weekloon houden doch nu alleen 4% maal tegelijk uitgekeerd. Deze laatsten kwamen daardoor in moeilijkheden. Spreker kan zich wel voorstellen dat men de mensen een douceurtje gunt, maar hij kan zich niet voorstellen dat men serieus kan construeren dat het in dit geval juict is. Spreker heeft nog geen enkel doorslaggevend argu- ment gehoord waarmee dit verdedigd zou zijn. Hier is geen sprake van onwil van het college noch van benepenheid of de deur dicht wiilen houden, doch alleen van een kwestie van rechtvaardigheid. Het voorstel van de heer Brandsma e.a. hoort niet bij deze zaak, het is er met de haren bij- gehaald. De heer Brandsma blijfï van mening, dat van promotie hier geen sprake is. Wanneer deze mensen die promotie niet hadden gemaakt, maar inge- deeld waren gebleven in de groepen 7 en 8, zouden zij een hogere loons- verhoging hebben gehad dan nu het geval is geweest. Dat wijzen de cijfers uit. Groep 6 toch heeft procentueel een hogere loonsverhoging gehad dan de groepen 7 en 8 (oud). Als de groepen 7 en 8 waren blijven bestaan was men er zeker beter van geworden. De wethouder vergist zich wanneer hij zegt, dat deze mensen door de salarisherziening of promotie, hoe men het noemen wi'l, 20 meer ioon hebben ontvangen. Dat is niet waar, want in het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 maart 1964 no. 35 „Bezoldigingsregeling der ambtenaren op weeksalaris" staat nadrukke- lijk: „De salarissen voor de ambtenaren op weeksalaris zullen op overeen- komstige wijze worden verhoogd als die van de ambtenaren op jaarsalaris, behoudens dat de gedifferentieerde salarisverhoging hiervoor niet van toe- passing is, doch dat in de nieuwe salarissen 8 verdienstebeloning is geïncorporeerd." A1 de cijfers die de wethouder heeft geproduceerd moet hij halveren om tot de werkelijke loonsverbetering te komen die de men- sen hebben ontvangen. Spreker is er echter van overtuigd, dat hij de wet- houder en het college niet zal overtuigen van de juistheid van zijn ziens- wijze waarom hij voorsteit zijn voorstel in stemming te brengen. Met toestemming van de Voorzitter zegt de Secretaris, dat de stelling van de heer Brandsma is, dat de 20 - 24 loonsverhoging te hoog zou zijn aangegeven omdat daarin ingecalculeerd zou zijn de 8 prestatiebeloning die de werklieden kregen vöör 1 januari van dit jaar. De aanvullende nota geeft in de eerste kolom het salaris per 31 december 1963 en in de tweede koiom dat per 1 januari 1964. Bij de opstelling is er van uitgegaan, dat dit vergelijkbare bedragen moesten zijn. Daarom is in het salaris van 31 de- cember 1963 de 8 prestatiebeloning opgenomen en de premie A.O.W. die toen nog moest worden betaald er uit gelaten. In beide bedragen zit dus de 8 prestatiebeloning en in beide bedragen zit niet de A.O.W.-premie. De verhoging van 20 - 24 is dus de werkelijke verhoging die de mensen hebben ontvangen. Deze mensen hebben ook een hogere saiarisverhoging gehad dan de ambtenaren op jaarsalaris. De heer Brandsma: „Zoekt u dat nog maar eens uit, want u bent abso- luut mis." De heer Verkouw wii nog een vraag stellen die de secretaris dan mis- schien mag beantwoorden. Zijn de in de laatste kolom genoemde bedragen de reële verhogingen die men heeft genoten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 14