121
2e Afd.
29 oktober 1964
VOORLOPIGE VASTSTELLING BEDRAG UITGAVEN VOOR
OPENBAAR KLEUTERONDERWIJS OVER 1963
De Raad der gemeente Heemstede;
overwegende, dat ingevolge het bepaalde in artikel 47 der Kleuteronder-
wijswet voorlopig behoren te worden vastgesteld de bedragen, weike de
gemeente in het kalenderjaar 1963 voor de openbare kleuterscholen heeft
uitgegeven ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 38 onder h en i
van genoemde wet, zijnde de exploitatiekosten per lokaal, en onder j tot
en met 1 van genoemd wetsartikel, zijnde de exploitatiekosten per kleuter;
dat tevens voorlopig behoort te worden vastgesteld het bedrag van de
daarvoor over 1963 van rijkswege beschikbaar gestelde bedragen, alsmede
van het verschil tusen het totaal bedrag der uitgaven en dat van de rijks-
vergoeding;
overwegende, dat in 1963 ten behoeve van het openbaar kleuteronderwijs
de navolgende uitgaven zijn gedaan:
voor de lokalen:
onderhoud schoolgebouwen5.706,34
verlichting, verwarming en schoonhouden16.664,75
grond- en straatbelasting en dijk- en polderlasten 8,57
Totaal 22.379,66
voor de kleuters:
onderhoud schoolmeubelen, ontwikkelingsmateriaal, hulp-
middelen en schoolbehoeften867,42
aanschaffing van ontwikkelingsmateriaal, hulpmiddelen en
schoolbehoeften 3.129,17
bezoldiging en sociale verzekering helpsters12.489,07
andere uitgaven ter verzekering van de goede
gang van het onderwijs1.042,26
te vermeerderen met administratiekosten 747,50
1.789,76
Totaal 18.275,42
overwegende, dat de rijksvergoeding over 1963 is gebaseerd op een be-
drag van 1.420,per lokaal en van 14,90 per kleuter;
dat het aantal over genoemd jaar voor rijksvergoeding in aanmerking
komende lokalen 12% bedraagt en dat het gemiddeld aantal kleuters voor
het openbaar kleuteronderwijs over 1963 moet worden gesteld op 299;
gelet op de bepalingen van de Kleuteronderwijswet;
BESLUIT:
ten aanzien van het jaar 1963 voorlopig vast te stellen:
I. het bedrag, dat de gemeente werkelijk heeft uitgegeven
ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 38 onder
h en i der wet, op 23.379,66
il. het bedrag, dat van rijkswege voor de onder I genoemde
uitgaven aan de gemeente beschikbaar is gesteld, op
12i/2 x 1.420,— 17.750,—
III. het bedrag, dat de onder I vermelde uitgaven meer be-
dragen dan de onder II genoemde rijksvergoeding, op 4.629,66
is 370,37 per lokaal.
