17 december 1964
287
Daarbij wordt, en dat is een beetje politiek, speciaal gewezen op de
belangen van de minst draagkrachtigen. Dat zit natuurlijk wel goed, want
die hebben financieel gesproken gauw de grootste moeilijkheden, maar ik
vind dat, nu het ene naar voren wordt gebracht het andere niet ongezegd
mag blijven. Ik heb n.l. laatst in de krant gelezen ik zeg nogmaals dat
ik geen financiële deskundige ben dat bij de nieuwe regeling de som
van de vermogens- en inkomstenbelasting 80 van het inkomen niet zal
overtreffen. Men zal zeggen: ja, maar dan moet je wel weten wie dat
betreft. Wij vinden het dus een belangrijke nieuwe maatregel, dat van
elke f 10,inkomen niet meer dan f 8,naar de belasting gaat. Van die
kant mag het ook wel eens bekeken worden. Waar blijft de billijkheid!
Ik geloof dat het gaat om de categorie mensen met grote niet rendabele
vermogens. Het ging er mij alleen maar om, om er één facet uit te lich-
ten. Ik weet niet of dat in het bedrijfsleven veel voorkomt maar het komt
voor, dat iemand op een gegeven moment geschikt wordt geacht voor een
hogere functie en dat hij daar eenvoudig voor bedankt omdat het werke-
lijke meerdere inkomen, dat men dan reëel inkomen noemt, zo weinig
verschilt met hetgeen hij al verdiende dat hij de verantwoordelijkheid die
aan de hogere functie vastzit daarvoor niet wil aanvaarden. Ik geloof dat,
als dat in brede kring meer gaat gebeuren, wij toch ergens op de verkeer-
de weg zijn, want dan halen wij uiteindelijk uit het potentieel van wat we
in de maatschappij met zijn allen kunnen, niet eruit wat er in zit en dan
gaan we als geheel achteruit. We leven in een wereld waarin grote gebie-
den met een heel laag levenspeil, met rasse schreden, met grote energie,
met inzet van alle krachten, tot ontwikkeling komen. Wij zullen dus moe-
ten oppassen dat wij niet, ik zou haast zeggen uit degeneratieverschijnse-
len, op hetzelfde peil blijven staan en daarmee eigenlijk bezig zijn achter-
uit te gaan. Dit even naar aanleiding van het punt belastingverlaging en
wat daarmee samenhangt."
De heer Verkouw: „Als het mogelijk is graag in concreto ten aanzien
van de begroting."
De heer Enschedé: ,,Wat de begroting betreft ben ik met de heer Ver-
kouw eens, dat op de begroting niet zo maar zoveel honderdduizend gulden
voor een bepaald werk gevonden kan worden. Alleen zijn er wel zaken
waarvoor wij een ääntal posten op de begroting hebben en dan denk ik
eigenlijk aan de subsidies en dan weet ik, dat ik nu de degens zal moeten
kruisen met andere leden. Op het punt van subsidies wordt heel veel
gedaan waarvan wij in onze kring menen, dat het toch eigenlijk zö moet
wezen: liever dan maar wat minder belasting, die we enigszins zien als
een gedwongen besteding, en daardoor een grotere mogelijkheid van vrije
besteding. Ik weet niet of het duidelijk is. Ik moet zeggen dat het een
nuancekwestie is. Wij willen daarin bepaald niet tot het uiterste gaan
door helemaal geen subsidies meer te geven. Ik heb trouwens de betekenis
van de kruisverenigingen in mijn algemene beschouwing speciaal vermeld.
Aan de subsidiëring daarvan zou ik niet willen raken. Ook heb ik er op
gewezen, dat tegenwoordig verschillende gesubsidieerde instellingen langs
verschillende wegen, waarvan ik er vier genoemd heb, bijdragen van de-
zelfde persoon innen. Ik geloof niet dat dat juist is. Hierin wordt erg
overdreven. Maar dit is een punt waarover we van mening mogen ver-
schillen. Ik zeg er meteen bij dat daar geen ton uitkomt. Het is op zichzelf
nuttig, wanneer het op belastingverhoging aankomt, de begroting na te
lopen op posten die verlaagd kunnen worden of geheel kunnen vervallen,
want het opvoeren van posten waarvoor zonder meer belastingverhoging
nodig zou zijn, moet men kunnen verantwoorden.
Ik meen dat het de wethouder van financiën is geweest die in zijn ant-
woord heeft gezegd, dat er wel wensen maar geen noden in de gemeente
zijn. Ik heb het althans zo begrepen. Ik heb genoteerd dat hij verschil