306
18 december 1964
den, n.l. dat er een scheiding moet zijn tussen kleinere en grotere objecten
en dat aan het college ten aanzien van de kleinere objecten wat meer
bewegingsvrijheid moet worden gegeven, vindt zijn fractie alleen maar
prettig en verstandig. Eveneens aanvaardt zijn fractie volkomen, dat dit
plan moet worden gezien als een richtlijn. Men kan nu eenmaal ten aan-
zien van dit soort van werken niet een schema opzetten om te zeggen per
1 januari dit en per 1 februari dat, in 1965 dit en in 1966 dat. Natuurlijk is
het wei beiangrijk om de aard van de objecten te bepalen en daarvan ook
de urgentie vast te stellen in verband met het tijdstip waarop deze werken
zullen moeten worden uitgevoerd. Daar kan men lang en breed over spre-
ken. Gisteren is daar al het een en ander over gezegd, waarbij naar spre-
kers mening gezonde gedachten naar voren zijn gekomen. Er zal echter
veel afhangen van de omstandigheden waarin men in volgende jaren zal
komen te verkeren. Spreker denkt ook aan de invloed die het overheids-
beleid in dit opzicht op de handelingen van het gemeentebestuur kan uit-
oefenen, zoals rijksgoedkeuringen, enz. Kortom, zijn fractie is van mening,
dat nu moeilijk in de raad kan worden gediscussieerd over de vraag of een
bepaald werk in 1965 of 1966 kan worden uitgevoerd. Zij vindt het veel
verstandiger, dat aan de hand van deze richtlijn geval voor geval wordt
bekeken wat binnen het kader van de dan aanwezige omstandigheden
mogelijk kan worden uitgevoerd. Burgemeester en wethouders kunnen op
de medewerking van zijn fractie wel rekenen wanneer in concreto, van
jaar tot jaar, object voor object, beslissingen worden genomen over de
verdere uitvoering van dit plan. Natuurlijk interpreteert zijn fractie het
begrip richtlijn in deze zin, dat, als de omstandigheden die bij de opstel-
ling van deze plannen werden verondersteld aanwezig te zijn of te zullen
zijn, er ook inderdaad zijn, uitvoering aan deze plannen zal worden gege-
ven, met andere woorden, dat het niet in een la wordt gelegd en gezegd
wordt: we hebben een aardige discussie gehad, daar ligt de zaak. Zo ziet
zijn fractie het natuurlijk niet.
Ten aanzien van de punten die naar aanleiding van dit meerjarenplan
in het voorlopig verslag zijn opgenomen, heeft spreker eigenlijk maar
één opmerking. Er is n.l. bij punt 9 gesproken over de noodzaak om de
aanleg van sportvelden of de uitbreiding van de sportvelden wat te ver-
vroegen. Het heeft n.I. de aandacht van zijn fractie getrokken, dat, door
het vaststellen van nieuwe uitbreidingsplannen, het benutten dus van nog
braak liggende grond voor bebouwingsdoeleinden, de schoolsport wel eens
in de verdrukking zou kunnen geraken. Spreker zou wel de bijzondere
aandacht van het college er op willen vestigen, dat niet alleen aan de
sportvelden als hier bedoeld behoefte bestaat, maar ook aan de school-
sportvelden en dan min of meer over de gemeente verspreid. Wil het col-
lege er aandacht aan besteden dat ook dit object niet wordt vergeten
De heer Van der Linden zegt, dat zijn fractie het betoog van de heer
Brandsma ten aanzien van het meerjarenplan, in grote lijnen wel kan
onderschrijven. Spreker heeft gisteren al gezegd, dat afgewacht moet
worden of t.z.t. de middelen er zijn om bepaalde objecten te realiseren.
Natuurlijk is het meerjarenpian een richtlijn. Spreker zou toch wel, en hij
heeft dat in de commissie voor openbare werken ook al gezegd, bijzondere
aandacht geschonken willen zien aan de vernieuwing van de riolering.
Deze week nog heeft spreker gezien, dat de riolering in de Cloosterweg
door het zware verkeer gewoon in elkaar zakt. Zo zijn er meer wegen in
de gemeente, waar de riolering al vele jaren ligt, waar door het zware
verkeer de riolering wordt stukgereden. Verder kan sprekers fractie volle-
dig met het meerjarenplan akkoord gaan. Zij zal met belangstelling de
daarop betrekking hebbende voorstellen tegemoet zien en de financiële
consequenties daarvan met zeer veel belangstelling onder ogen zien en zo
mogelijk haar medewerking verlenen.