330 18 december 1964 doet om daarin wat meer lijn te brengen en een bepaalde politiek uit te stippelen voor een langere termijn. Voor deze gedachte, die ongetwijfeld aan de nota ten grondslag ligt, heeft zijn fractie alle waardering. Natuur- lijk is de grondgedachte die aan het volkshuisvestingsbeleid ten grondslag ligt en die dus ook in deze plannen tot uitdrukking komt, van groot beiang, waarbij voor spreker persoonlijk nog komt, dat ook de vraag hoe een dergelijk plan zich in de praktijk aan de wisselende omstandigheden weet aan te passen, belangrijk is. Spreker heeft de indruk, dat de opvat- tingen van zijn fractie ten deze niet parallel lopen met die van de meer- derheid van het college. Het wil zijn fractie voorkomen, dat een verant- woord huisvestingsbeleid enerzijds moet steunen op bepaalde uitgangs- punten en basisgegevens, uiteraard ontleend aan de momentele situatie, maar anderzijds toch ook op een zo goed mogelijk inzicht in de terzake te verwachten ontwikkeling. Die ontwikkeling kan zich anders voordoen dan bij het opstellen van de plannen mocht worden verondersteld. Men ont- komt er naar de mening van zijn fractie dan ook niet aan, het te voeren beleid periodiek aan de werkelijke ontwikkeling te toetsen, en dit zeker waar dit beleid zich uitstrekt over meerdere tientallen jaren en bovendien betrekking heeft op een zo dynamisch vraagstuk als de volkshuisvesting. Met andere woorden, men kan er naar de mening van zijn fractie niet mee volstaan met zich af te vragen waar en wat er nu nog in de gemeente kan worden gebouwd. Men zal zich daarnaast öôk hebben af te vragen wat er in de toekomst zal worden gevraagd op het gebied van de woningbouw. De nota wekt echter de indruk, dat het college zich over wat nu en straks op het gebied van de woningbouw gevraagd zal worden, geen al te grote zor- gen maakt. Het wil immers het woningbouwbeleid baseren op de nog beschikbare ruimte en op een zo goed mogelijke besteding van die ruimte. Maar die besteding wenst het college dan, althans in meerderheid, te baseren op de verhouding tussen de sociale beroepsgroepen en bovendien op de bestaande bebouwing, zonder zich daarbij af te vragen of daarmee de huidige en de toekomstige vraag naar woningen wel op de juiste wijze wordt bevredigd. Uiteraard speelt de nog beschikbare ruimte hier een zekere rol, maar naar de mening van zijn fractie is die toch van secundaire betekenis. Primair moet volgens haar de vraag zijn, ten behoeve van wie er moet worden gebouwd en wat men verlangt dat er gebouwd zal worden. Een overheid die de werkelijke behoeften van de ingezetenen naar ver- mogen wil bevredigen, kan naar de mening van zijn fractie geen ander standpunt innemen. Het wil haar voorkomen, dat de nota van het college aan deze eis niet in alle opzichten voldoet. Voor zover uit de nota een concreet beeld van het meerderheidsstandpunt van het college valt te puren komt dat standpunt er op neer, dat de beschikbare ruimte nog plaats biedt voor ongeveer 2300 woningen. Dat betekent dat de thans aan- wezige woningvoorraad met rond 35 kan worden uitgebreid. Dat is nog- al belangrijk. Uit deze cijfers blijkt, dat spreker de laatste aan de raad verstrekte gegevens inzake de Geleerdenbuurt en de Schouwbroekerpolder reeds in zijn berekeningen heeft betrokken. De meerderheid van het colle- ge stelt, dat de woningwet- en premiewoningen geacht moeten worden te zijn bestemd voor de arbeiders en voor de lagere employé's, terwijl de ongesubsidieerde sector is bestemd voor de hogere inkomensgroep. De verhouding in onze gemeente tussen de lagere- en de hogere inkomens- groepen is 56 44. Het college zegt, dat als aan deze beide groepen een evenredig aandeel wordt gegeven in de nog te bouwen woningen er onge- /3oo veer 1690 woningwet- en premiewoningen zullen moeten worden gebouwd n ongeveer 1000 ongesubsidieerde woningen. Voorts zegt het college, dat de thans aanwezige ontwerp-plannen voorzien in de bouw van slechts 280 woningwet- en premiewoningen en van ongeveer 995 ongesubsidieerde woningen. Hierbij moet dan nog de bestemming van de Schouwbroeker- "v polder, die bij het opstellen van deze nota nog niet bekend was, worden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 38