18 december 1964 333
de woningbouw tot stand zullen moeten komen en ten uitvoer zullen moe-
ten worden gelegd. Spreker wil proberen de opvattingen van zijn fractie
in cijfers te kristalliseren. Hij komt dan ten aanzien van de 8 gebieden
die in de nota van het college worden genoemd, tot de volgende opstelling.
Hij wil op voorhand zeggen dat het maar een gedachtenbepaling is en dat
hij dus niet bedoelt dat elk cijfertje wat hij noemt voor het betreffende
gebied ook precies dat cijfertje moet zijn. Spreker is n.l. genoeg man van
de praktijk om te weten dat bij de realisering van welk plan dan ook, men
altijd voor situaties komt te staan waarin men wel eens moet switchen.
Het gaat er hem dus om de orde van grootte vast te stellen binnen welke
zich het toekomstige woninghouwbeleid in deze gemeente zal moeten
bewegen. Spreker komt dan voor gebied A, dat is het gebied tussen Kerk-
laan en Van Merlenlaan, voor de gesubsidieerde sector 140 en de ongesub-
sidieerde sector 250 woningen; dat zijn de cijfers uit de nota. In gebied B,
tussen Blekersvaartweg en de doorgetrokken Burgemeester van Lennep-
weg: 140 gesubsidieerde woningen en 140 ongesubsidieerde woningen; ook
overeenkomstig de nota. In de Geleerdenbuurt, op basis zoals spreker die
heeft uiteengezet, 715 woningen in de gesubsidieerde sector en 200 in de
ongesubsidieerde sector; dit is dus een nieuw cijfer voor dit gebied. Spre-
ker meent met het college, dat men maar niet rücksichtslos van het ene
type woningen op het andere kan overschakelen. Er zal dus altijd een soort
overgang moeten zijn naar het gebied waarin de ongesubsidieerde wonin-
gen zullen moeten worden gebouwd. In het gebied nabij de Bemard
Zweerslaan 30 ongesubsidieerde woningen; dat zijn de cijfers uit de nota.
Gebied E, de Zandvoortselaan/Asterkade: 55 ongesubsidieerde woningen;
overeenkomstig de nota. Gebied ten noorden van de Laan van Rozenburg:
35 ongesubsidieerde woningen; overeenkomstig de nota. In het Merwede-
plantsoen 30 ongesubsidieerde woningen; overeenkomstig de nota. Ten-
slotte in de Schouwbroekerpolder 445 gesubsidieerde woningen en 134
ongesubsidieerde woningen. Voor het gehele grondgebied van de gemeente
komt spreker dan tot ongeveer 1400 gesubsidieerde woningen en een klei-
ne 900 ongesubsidieerde woningen. Nogmaals, dit is maar een poging om
de gedachten te bepalen. Spreker meent wel, dat het toekomstige woning-
bouwbeleid van de gemeente in deze orde van grootte zal moeten worden
gerealiseerd wil men inderdaad voldoen aan de vraag naar het soort
woningen die er op dit ogenblik bestaat en aan de vraag zoals die zich in
de toekomst, naar men thans min of meer met vingertoppengevoel kan
aftasten, zal gaan ontwikkelen. Sprekers fractie vindt dit een reële stel-
lingname, die ook past op de situatie in onze gemeente, want spreker gaat
er van uit, dat naast het wegwerken van het bestaande woningtekort,
zoals dit zich thans in de beschikbare cijfers manifesteert, er een verde-
ling van de toekomstige woningbouw zal zijn op basis van de bestaande
sociale beroepsgroepen. Spreker meent dat hiermede volledig recht wordt
gedaan aan elke groep die in deze gemeente gevestigd is. Wat het plano-
logisch en stedebouwkundig karakter van deze zaak betreft, wil spreker
wel zeggen, dat hij helemaal niet begrijpt dat in het college gedachten
leven of hebben geleefd, dat b.v. de Schouwbroekerpolder zich niet zou
lenen voor bouwen in de gesubsidieerde sector. Naar zijn smaak is het
tegendeel eerder het geval, want wanneer men als spreker de moeite heeft
genomen eens een paar keer langs de Wagnerkade te rijden en zijn oog
te laten gaan over de daar braak liggende polders, dan zal men moeten
toegeven dat het juist een zeer aantrekkelijk object is om daar, achter die
vaart, een belangrijke woonwijk van onze gemeente te stichten die zich
net zo goed leent voor bouw in de gesubsidieerde sector als in de ongesub-
sidieerde sector. Spreker gelooft dat elke stedebouwkundige het daarmee
volledig eens kan zijn. Daarvan behoeft geen verstoring van het stede-
bouwkundige beeld van ons dorp gevreesd te worden. Spreker zou dus,
zowel op het college als op de raad, een dringend beroep willen doen in