18 december 1964 341 een andere oplossing' gevonden moeten worden opdat deze woningen vrij komen. De heer Brandsma: „Wat weet u nu van die zgn. opschuiving in de toekomst. Daar weet u helemaal niets van." Wethouder Van Wijk antwoordt, dat hij dat niet met exacte cijfers kan aantonen, maar de heer Brandsma zal met hem van oordeel zijn, dat een groot gedeelte van de nodige woningwetwoningen al aanwezig is. Alleen moeten de bewoners die niet in deze woningen thuis horen, deze verlaten en dan moet de heer Brandsma, de bouwplannen voor de toekomst beoor- delend, toch toegeven, dat, als voor die categorie mensen andere woningen worden gebouwd, er woningwetwoningen vrij zullen komen. Er moet dus een beter soort woningen worden gebouwd en zeker niet alleen woning- wetwoningen. Spreker noemt dit één van de factoren die bij een beoor- deling van deze zaak meespeelt. Voorts zal men rekening moeten houden met de streekfunctie die Heem- stede vervult. Spreker gelooft hij zal het weer nuchter stellen dat een mens een. tijd heeft om te werken en een tijd om te rusten en vele mensen willen dat op dezelfde plaats doen. Dat vindt spreker al fout. Hij is het volkomen met de heer Rutgers eens, dat bij het werk wonen het meest juiste is. Spreker meent, dat men, door dit te bevorderen, de mensen tegen zichzelf beschermt. Het buiten de werkgemeente wonen vindt spreker een ongezonde toestand en hij gelooft niet, dat daar teveel aan moet worden toegegeven. Men kan spreker tegenwerpen, dat die mensen dan zeker maar naar de industriekernen moeten verhuizen, terwijl in die industriekernen geen plaats is voor woningen. Als spreker echter ziet hoe er gebouwd wordt in Beverwijk, in Heemskerk en in Velsen, waar prach- tige woonwijken met woningwetwoningen verrijzen, dan heeft hij niet het minste medelijden met de mensen die vanuit de Indische buurt bv. naar de duinrand in Velsen zouden verhuizen. Integendeel, hij zou ze gelukwensen dat ze deze stap kunnen maken. De heer Van der I.iiulcn: „Maar ze gaan niet." Wethouder Van Wijk vraagt zich af, waar het gemeentebestuur zich dan op moet instellen. Toch zeker niet op het feit dat deze arbeiders een verkeerde instelling hebben doordat zij in de buurt van moeders pappot willen blijven. Onze gemeente is een woongemeente en geen industriegemeente. Dat sluit aan bij sprekers vorige argument. Er is een bepaalde historische ontwikkeling der gemeente geweest die niet weggecijferd kan worden. Die ontwikkeling is niet maar zo toevallig geweest, neen, die is er geweest omdat daar gezonde eiementen aan ten grondslag lagen. Wat dat betreft kan spreker het betoog van de heer Rutgers volkomen onder- schrijven. De natuurlijke ontwikkeling moet naar sprekers mening niet te ver worden weggeworpen. A1 die bemoeizucht van de mens komt het leven niet ten goede, hoewel er vanzelfsprekend ook geleid en bestuurd moet worden. Een ander gegeven is, dat Heemstede nu eenmaal is zoals het is. Wij zijn planologisch ook niet vrij. Nu kan men wel zeggen dat men daar zelf enorm veel aan kan doen, maar er zijn bepaalde gegevens waar men zich naar moet richten. Wij hebben geen witte kaart voor ons liggen die we met elkaar vol kunnen gaan tekenen naar onze wensen. Het wil spreker dus voorkomen, dat ook de stedebouwkundige aspecten bij dit alles een grote rol spelen. De vraag hoe de ontwikkeling van de welstand zal zijn heeft spreker aan het begin van zijn betoog al even aangestipt. De heer Enschedé heeft gisteren terecht gezegd, dat er voor 50 jaar gebouwd wordt en dat er dus rekening mee gehouden moet worden hoe de situatie dan zal zijn. In de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 49