18 december 1964
343
stede terug te kunnen keren. Spreker hoopt dat hun dat dan ook lukt in
een tijd dat de vestiging weer vrij is. Van dwingen tot verhuizen is bij
burgemeester en wethouders echter geen sprake en zij kunnen dat zelfs
niet.
In antwoord op het gesprokene door de heer Kooijmans zegt spreker,
dat de wijkgedachte bij het college niet zo sterk leeft. Daar kan de een
ook weer anders over denken dan de ander en ieder zal wel weer het gelijk
voor een deel aan zijn zijde hebben. Spreker begrijpt wel, dat de heer
Kooijmans niet bedoeld heeft om ghetto's te bouwen, maar om in het
belang van de bewoners niet alle woningtypen door elkaar te mengen. Als
men de verschillende woningtypen gescheiden houdt, betekent dat nog
geen discriminatie van welke groep of welke persoon ook. Spreker gelooft
dat het voor de bewoners zelf wenselijker zal zijn dat een ieder in zijn
eigen omgeving verkeert en dat dit heus aan het levensgeluk niets zal
afdoen, integendeel.
De heer Kooijmans komt voorts eigenlijk maar tot een percentage van
35 woningwetwoningen. Spreker kan aan dat percentage met de beste wil
van de wereld niet toekomen. Het wil spreker voorkomen dat dat percen-
tage onjuist zou zijn. Waar spreker toch ook de bestaande groeperingen
als een vrij grote factor in de sleutel wil blijven handhaven, gelooft hij,
dat men nooit aan dat percentage zal toekomen.
Dat de Provinciƫnbuurt en het terrein achter de Blekersvaartweg nog
veel soelaas bieden is spreker met de heer Kooijmans eens, maar deze
mogelijkheid zal zeker nodig zijn om naast de andere plannen te gaan
verwezenlijken wat in dit opzicht rechtvaardig mag en moet worden
geacht.
De heer Rutgers heeft zich meer of min aangesloten bij de heer Kooij-
mans. Over de wijkgedachte heeft spreker al iets gezegd. Dat hier in
agglomeratieverband ook eens moet worden rondgezien is spreker vol-
komen met de heer Rutgers eens. Erg bemoedigend is het begin in dit
opzicht niet geweest. Het college of een gedeelte van het college is een-
maal vol enthousiasme naar een vergadering gegaan waarin de verschil-
lende gemeenten met elkaar de woningbouw in Haarlem en omstreken
onder ogen zouden zien. Het is, voor spreker althans, een koude douche
geworden, want een ieder zat in die vergadering zo ongeveer zijn eigen
straatje schoon te vegen en buiten de grenzen van zijn gemeente te hou-
den wat hij er niet in wilde hebben en er binnen te halen wat hij daar
graag zag. Dat was allemaal nog weinig bemoedigend, maar het was een
begin. Er kan wel iets goeds uit groeien. A1 deze dingen moeten eerst
verwerkt worden. Burgemeester en wethouders hebben over deze materie
ook nog een brief aan gedeputeerde staten geschreven, waarin zij deze
zaken naar voren hebben gebracht en zij zijn ook in overleg met gedepu-
teerde staten om deze gedachte meer leven in te blazen. Het wil spreker
voorkomen, dat bij de huidige ontwikkeling van de maatschappij de ver-
wijding van de grenzen toch ook met betrekking tot de woningbouw sterk
onder het oog moet worden gezien, opdat meer planmatig met elkaar kan
worden gebouwd en niet elke gemeente van alles wat heeft en ook weer
van alles tekort heeft. Deze gang van zaken lijkt spreker ook daarom
juist opdat niet elke gemeente een staatje in de staat wordt en die tendens
zit er, vooral met betrekking tot de woningbouw, wel in.
Dat is zo ongeveer de visie van het college. Spreker hoopt weggenomen
te hebben, dat teveel de nadruk woraf gelegd op het bestaan van een meer-
derheid en een minderheid in het college. Deze nota is een eerlijke nota,
zoals alle nota's van burgemeester en wethouders. Zij houdt ook een ont-
wikkelingsgang in. Nu hoeft elk geschil niet te eindigen in een compro-
mis. Spreker meent dat burgemeester en wethouders in hun opzet
geslaagd zijn en hij hoopt dat de conclusies van de nota ook de conclusies
van de raad zullen worden. Burgemeester en wethouders zijn het voor een