18 december 1964 345 betreft de verhoudingscijfers tussen de gesubsidieerde en de ongesubsi- dieerde bouw. De wethouder heeft tenslotte getracht zijn conclusies te concretiseren door te zeggen, dat de verhouding wel zo ongeveer 50 - 50 zal komen te liggen. De heer Kooijmans heeft gedacht aan de verhouding 35 - 65 en de heer Rutgers ligt zo'n beetje in de buurt van de cijfers van het college, maar hij zal ook wel zo iets als 50 - 50 in zijn hoofd hebben. Als eindconclusie kan aangenomen worden, dat de volgende standpunten bestaan. Sprekers fractie neemt aan de hand van de feiten een verhouding aan van 60 - 40; het college zegt 50 - 50; de heer Rutgers zegt dat ook; de heer Van der Hulst heeft zich bij sprekers opvatting aangesloten, terwijl de heer Kooijmans 35 - 65 als een aanvaardbare verhouding ziet. Spreker gelooft dat dit zo'n beetje het eindpunt is waar de 4 fracties zijn aan- geland. Een ieder heeft natuurlijk een beredenering van zijn cijfers. Na- gaande wat de fracties nog scheidt in hun overwegingen om tot deze cijfers te komen, dan zijn daar de volgende vraagpunten: het karakter van de gemeente, de woongemeente en het vraagstuk van de forensen. Welke inhoud geeft men nu aan deze begrippen. De heer Rutgers heeft betoogd, dat er vöör de oorlog een gelijkmatige ontwikkeling in dat foren- senschap te zien was. Persoonlijk voelt hij er niet voor om forens te zijn en de wethouder voelt daar ook niet voor. Spreker gelooft dat dat aan hun beroep ligt. Hun omstandigheden zijn blijkbaar zodanig, dat zij vlak bij huis hun werk hebben of omgekeerd bij hun werk ook hun woonhuis heb- ben. Spreker wil wel zeggen en dan bekijkt hij het ook vanuit zijn torentje dat hij jarenlang forens is geweest vanuit Haarlem-noord en in de latere tijd vanuit Heemstede, terwijl zijn werk, zijn kantoor althans, in Amsterdam lag. Spreker vindt dat het forens zijn ook zijn aantrekke- lijkheden heeft. Spreker heeft in het betoog van de heer Rutgers gemist, dat hij geen rekening houdt met de ontwikkeling die zich nâ de oorlog heeft voorgedaan. Men moet zich even verplaatsen in de sociaal econo- mische situatie van vôôr de oorlog en die nu eens vergelijken met vandaag de dag. Dan ziet men in het huidige levenspatroon, waar zo nadrukkelijk, ook door de heer Kooijmans, over gesproken is, van wat wij nu maar gemakshalve de kleine man zullen noemen, dus de werknemer, de arbeider en de lagere employé, een groot verschil met dat van voor de oorlog. Men zegt dat wij nu in een welvaartsstaat leven. Spreker kan dat voor een deei wel onderschrijven zeker wanneer hij terugdenkt aan de periode van voor de oorlog. Als we alleen maar eens kijken naar de vrijetijdsbesteding en de vakantie dan is er toch een geweldig verschil in de situatie van toen en de situatie van nu. Ditzelfde voltrekt zich ten aanzien van het vraagstuk van de huisvesting. Het geheie levenspatroon van de werknemer in zijn algemeenheid is ten aanzien van de huisvesting, gelukkig, belangrijk ver- beterd. Als men als rijke forens in het verleden de behoefte had en daai ook materieel toe in staat was, om buiten zijn werkgemeente te wonen, dan deed men dat omdat men daar voordeel in zag ten aanzien van de eigen levensomstandigheden. Datzelfde gaat ook leven in de kring van de werknemers. Spreker weet dat uit eigen ervaring. Hij heeft jarenlang bemoeiingen gehad met de werkvoorziening bij de Hoogovens. Het is van- daag de dag nog zo, dat de Hoogovens haar arbeiders ook vanuit Friesland en nog vanuit verder gelegen streken, per werkbus aanvoert om bij de Hoogovens in continu-arbeid te werken. Dat is een gevolg van de tegen- woordige krappe arbeidsmarkt. Op deze wijze voorziet de Hoogovens zich van ruim 2000 arbeiders. Het is spreker bekend, dat de Hoogovens sinds jaar en dag gepoogd heeft en er voor een deel ook in geslaagd is, om massa's woningen te bouwen in de omgeving van de fabriek. Maar men zal de arbeiders de kost geven die door de Hoogovens in de gelegenheid zijn gesteld om betrekkelijk vlak bij het werk, aan de andere kant van het kanaal dus, een woning van de Hoogovens te betrekken maar daar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 53