18 december 1964 351 in het uitbreidingsplan van de Schouwbroekerpolder kan worden opgeno- men. Er zijn ook andere percentages genoemd, maar spreker zou willen voor- stellen de percentages 56 - 44 aan te houden. In verband met het kunnen realiseren van de woningwetbouw in het vol- gend jaar, moet het uitbreidingsplan voor de Provinciënbuurt voorgaan bij de andere uitbreidingsplannen. Spreker kan nog mededelen, dat juist van- morgen van de P.P.D. bericht is ingekomen, dat het concept-plan voor die wijk met grote interesse is bezien, zodat geadviseerd wordt het ter visie te leggen. De zorg van de wethouder over de voortgang van de woning- wetbouw, waarover hij gisteren in de algemene beschouwingen sprak, is daardoor wel verminderd. De verwachting is dus gewettigd, dat het vol- gend jaar tot de bouw van woningwetwoningen op dit terrein kan worden overgegaan. De heer Brandsma heeft geen behoefte aan voortzetting van dit debat. Het debat is hem echt niet tegengevallen. Hij vindt wel en hij dacht dat het college daar ook behoefte aan had dat er nu een afspraak moet worden gemaakt wat er verder gedaan zal worden. Spreker meent van de wethouder te hebben beluisterd, dat hij dat incidenteel gedoe met uitbrei- dingsplannen zat is en dat hij een algemeen beeld wil zien. Deze discussie moet z.i. hierin uitmonden, dat het college zich nu met spoed zet aan het uitwerken van de uitbreidingsplannen die hier in het geding zijn, zodac het totaal overzien kan worden en als basis kan dienen voor het woning- bouwbeleid dat in de toekomst zal worden gevoerd, waarbij spreker aan- vaardt, dat daarvan in een bepaalde situatie wel eens zal moeten worden afgeweken. Wethouder Van Wijk zegt, dat het juist de bedoeling van het college was om aan de hand van deze nota als het ware een vloer te leggen onder de toekomstige plannen, omdat juist, zowel bij de raad als bij het college, het bezwaar bestond, dat niet over één bepaald onderdeel beslist kan wor- den ais men niet weet wat er met de andere onderdelen zal gebeuren. De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders dus alle kaarten op tafel hebben gelegd en alle inlichtingen hebben verschaft die mogelijk waren. De heer Van der Hulst wil nog eens duidelijk voor het totaal vaststellen, dus niet per plan, over welke sleutel men het nu eens is geworden. De voorzitter adviseert, als uitgangspunt de percentages te nemen die in de nota zijn genoemd. De wethouder heeft nu nog weer andere percen- tages genoemd. Het kan best zijîT dat de verhoudingen in de sociale bevol- kingsgroepen anders liggen dan in 1960. Daar kan nu echter geen zinnig woord over worden gezegd. De heer Van der Hulst merkt op, dat de verhouding 56 - 44 dus het voorlopig uitgangspunt wordt. De voorzitter zegt, dat als de omstandigheden noodzaken om daarin wijzig'ing te brengen, dat altijd nog aan de raad kan worden voorgelegd. Punt 52. De heer Brandsma zegt, dat deze zaak al meermalen in de raad aan de orde is gesteld. Daarop hebben burgemeester en wethouders meestal in nogal vage termen geantwoord. Het spijt spreker te moeten zeggen dat het antwoord ook nu weer vaag is. Het college antwoordt n.l., dat hier momenteel geen bouwterrein beschikbaar is maar dat, zodra dit wel het geval zal zijn, nader zal worden bezien of in die richting iets kan gebeu- ren. Is het nu echt niet mogelijk dat het college in wat concreter vorm antwoord op deze vraag geeft

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 59