18 december 1964
363
De voorzitter voelt daar niets voor. Het gaat niet alleen om die cursus
het lijkt wel op een N.S.B.-cursus uit de oorlogsjaren om de mensen
even dit of dat bij te brengen maâr ook om het optreden tegen het
publiek, enz. en al de verschillende facetten die bij de politietaak om de
hoek komen kijken. Een dergelijke bevoegdheid kan niet aan een paar
willekeurige mensen die aan de wegen werken worden gegeven.
De heer Verkouw zegt dit naar voren te hebben gebracht, waarbij hij
aanneemt dat het de aandacht van het college zal hebben. Hij rekent
graag op de medewerking van de voorzitter.
Punt 69.
De heer Kooijmans wil er, in aansluiting op het gesprek van vanmorgen
over het onderhoud van Meerzicht, op wljzen hoe goed de gemeente voor
het onderhoud van haar huizen zorgt.
Punt 73.
Mevr. Cohen zegt, dat indertijd bij de discussie over het al of niet benoe-
men van een commissie die burgemeester en wethouders zou moeten
adviseren aangaande het plaatsen van kunstwerken in de gemeente, de
voorzitter heeft gezegd: „Laten we het nog een jaar aanzien. Het moet
heerlijk zijn om, als er het volgend jaar nog niets gebeurd is, kritiek te
kunnen uitoefenen." Het voorstel om deze commissie te benoemen werd
vervolgens verworpen met 8-10 stemmen. Het heerlijk ogenblik is nu dus
aangebroken, want burgemeester en wethouders hebben niets anders aan
te bieden dan een toekomstig kunstwerk bij een nieuw gebouw, waarvoor
volgens de richtlijnen van de minister 1% van de bouwsom mag worden
uitgetrokken. Dit is iets totaal anders dan wat de voorstellers van het
instellen van een commissie beoogden. Haar fractie betreurt het zeer, dat
haar bange vermoedens bewaarheid zijn. Spreekster wil niet weer wijzen
op de nieuwe taak die de overheid als Maecenas heeft, en op de ontspan-
nende werking die een kunstwerk op een karakteristieke plek kan uit-
oefenen, waardoor men één moment los komt van het gejacht van het
moderne leven. Wie wil ervaren wat spreekster bedoelt, moet eens gaan
kijken naar het kleine beeldje bij het Proveniershof je in Haarlem. Nu de
financiële positie van de gemeente zoveel moeilijker is geworden, zal een
nieuw voorstel van deze zijde waarschijnlijk weinig kans van slagen
hebben. Maar toch vraagt spreekster zich af, of het geven van een op-
dracht aan kunstenaars, ook economisch gezien, niet voordeliger is dan de
kosten die voortvloeien uit de sociale regeling kunstopdrachten beeldende
kunstenaars, vermeld in hoofdstuk IX onder no. 225, waarvoor 4.000 is
geraamd. Haar fractie is van mening, dat in het eerste geval de gemeente
haar plicht doet; in het tweede geval is het een beschamende uitgave.
Spreekster hoopt dat burgemeester en wethouders ook dit financiële
aspect in hun overwegingen, om Heemstede op kunstzinnig gebieS niet
achter te laten blijven bij talloze andere gemeenten, zullen betrekken.
De voorzitter zegt, dat het heerlijk ogenblikje voor mevr. Cohen dus nu
gekomen is. Spreker vindt het voor haar prettig dat zij in het openbaar
een overwinning kan vieren. Misschien komt het ook wel in de krant. De
dorpsverfraaiing van Heemstede ligt anders dan voor andere gemeenten.
Men zal toe moeten geven, dat in Heemstede veel meer aan plantsoenen
enz. gedaan wordt dan elders. Een beeld kan een verfrissing zijn, zodat
men even los komt van het materialisme en een schoonheidsgevoel bij je
wakker roepen, het kan ook het tegendeel bewerken. Het voorbeeld dat
mevr. Cohen noemt heeft spreker intens goed gedaan, omdat hij nu in
ieder geval weet dat zij die richting in de kunst is toegedaan en niet de
richting die spreker zo verfoeit. Hier ligt een taak voor het college. Het