24
30 januari 1965
ken en met voorbeelden te staven en of zij bereid zijn voort te gaan op de
weg die zij eerder toch met meer enthousiasme zijn gegaan toen het colle-
ge anders was samengesteld. Er zijn gemeenten die al zeer veel woning-
wetwoningen overdragen. Spreker weet b.v. dat dit in Emmen herhaalde-
iijk gebeurt. De gemeente krijgt dan ook geld beschikbaar waarmee iets
anders kan worden gedaan. Spreker vindt dit een bijzonder emstige zaak.
Hij hoopt dat burgemeester en wethouders deze zaak niet te gauw naast
zich zullen neerleggen maar opnieuw aan het werk zullen gaan om te zien
wat er op dit gebied mogelijk is.
De heer Van der Hulst zegt, dat burgemeester en wethouders als
bezwaar tegen verkoop aanvoeren, dat uit de diverse blokken waarschijn-
lijk steeds een gedeelte wel en een gedeelte niet verkocht zal worden. Dit
bezwaar blijft echter altijd bestaan en spreker gelooft niet dat dit een
reden mag zijn om niet met de verkoop te beginnen. Als burgemeester en
wethouders over 5 jaar deze zaak opnieuw willen bezien, dan zullen zij bij
de meeste blokken dezelfde bezwaren tegenkomen. Zo zou men eigenlijk
nooit tot verkoop van de woningwetwoningen kunnen overgaan.
De heer Brandsma zegt, dat toen hij zag dat dit punt weer op de agenda
stond, hij zich heeft afgevraagd waartoe dit debat eigenlijk zou leiden.
Spreker dacht dat het wel weer een herhaling zou worden van de vorige
debatten die zo in de loop van de laatste jaren in de raad over dit onder-
werp zijn gevoerd. Dat zou spreker er toe kunnen doen besluiten om zich
te refereren aan datgene wat van de zijde van zijn fractie over deze zaak
daarbij naar voren is gebracht. Maar de heer Rutgers heeft toch een paar
dingen gezegd die spreker toch wel noodzaken er breder op in te gaan
dan aanvankelijk zijn bedoeling was.
De heer Rutgers is begonnen met te spreken over een dominee die met
een opgewarmde preek naar een gehoor moest dat maar weinig belang-
stelling voor die preek zou hebben. Spreker verstaat dat. Hij gelooft dat
de heer Rutgers daarmee de stemming in de raad wel goed heeft aange-
voeld, maar dat mag toch niet leiden tot enkele conclusies die hij heeft
getrokken. Spreker heeft, zo lang hij raadslid is, nooit gehoord, dat in de
raad principiële tegenstanders van het eigen woningbezit zouden zijn.
Spreker neemt ook niet aan dat die in het college aanwezig zijn, tenzij hij
zich in de opvattingen van de wethouders en van de burgemeester zou
vergissen. Spreker wil wel zeggen dat, wanneer de heer Rutgers bedoeld
zou hebben spreker veronderstelt het maar dat sinds de wijziging die
bij de laatste raadsverkiezingen in de samenstelling van het college is
gekomen, de principiële tegenstand in het college tegen het eigen
woningbezit zou bestaan, hij zich dan schromelijk vergist. Spreker
dacht dat de P.v.d.A. niet alleen nu uit zijn mond, maar ook bij vele
vorige gelegenheden, het standpunt heeft ingenomen, dat het eigen
woningbezit, waar mogelijk, moet worden gestimuleerd, dat dit inderdaad
een waardevol goed is en hij stelt er prijs op ten overvloede naar hij
aanneemt dat nog eens uitdrukkelijk hier naar voren te brengen. Ten
deze maakt de P.v.d.A. geen onderscheid met de V.V.D. Maar de toepas-
sing van deze opvatting kan natuurlijk wel eens tot verschillende beslis-
singen leiden. Het verbaast spreker altijd in de betogen van de heer Rut-
gers te beluisteren, dat hij naar sprekers smaak veel te gemakkelijk over
deze zaak oordeelt als hij maar aanneemt dat het wel mogelijk zal zijn om
de woningwetwoningen in een behoorlijk aantal want als het over 1 of
2 woningen gaat waar praten we dan over te kunnen overdragen. Zo is
het niet. Zijn partij verschilt van de V.V.D. hierin, dat zij van mening is,
dat het gemeentelijk woningbezit voor allen gelijke kansen moet bieden.
En dat zit er nu helaas bij de verkoop van woningwetwoningen eenvoudig
niet in.