28
30 januari 1965
kopen Hoe zal het gaan bij woningruil Moet de gemeente dan zeggen
dat zij het recht van terugkoop heeft? Het tijdstip van de verkoop is een
momentopname. Op dat moment wordt precies nagegaan of de koper aan
de gestelde normen voldoet, maar morgen kunnen de omstandigheden al
weer anders liggen. Overmorgen wint de koper b.v. de Toto, maar hij blijft
rustig wonen. Kortom er kunnen zich ailerlei factoren, ergernissen, enz.,
voordoen. Op een gegeven moment woont er een kapitalist in deze wonin-
gen en daar kan dan maar weinig aan gedaan worden. Wat zal er gebeuren
als de mensen vrije verkoop van hun woning willen omdat men zich b.v.
in een rusthuis kan inkopen. Velen mogen in onze gemeente met dit argu-
ment in de hand, hun huis vrij verkopen. Zal dat deze mensen geweigerd
mogen worden? Zal met deze huizen niet gespeculeerd worden? Zullen
er niet mensen zijn die zich als gegadigden aanmeidden terwijl zij wisten
dat zij toch weg zouden gaan Men zal misschien zeggen dat men wel
weet wie aan Heemstede gebonden zijn, maar dat weten we eigenlijk van
niemand. Wij weten van niemand of hij zich niet op een gegeven moment
in een andere gemeente zal willen vestigen of in een andere gemeente
gaat werken. Kortom men verliest de controle op die huizen. De gemeente
zal op den duur deze kopers toch als volwaardige eigenaren moeten gaan
behandelen. Wie er in de toekomst in hun huizen komen, wie er ruilt, dat
alles is niet te voorzien.
De heer Rutgers heeft Emmen als voorbeeld genoemd van een gemeente
waar regelmatig verkoop van woningwetwoningen plaats vindt. AIs spre-
ker zo in de verte de ontwikkeling van Emmen tot een grote industrie-
plaats ziet, dan gelooft spreker dat het contingent woningwetwoningen
van die gemeente misschien het vier- of vijfvoudige van dat van Heem-
stede is geweest in de na-oorlogse jaren en dan heeft men daar dus meer
speling om woningwetwoningen te kunnen verkopen.
Spreker moet eerlijk zeggen dat hij aanvankelijk enthousiast was voor
de verkoop van woningwetwoningen. Immers, wat moet de gemeente met
zoveel woningen doen; de gemeente moet geen huizenexploitante worden
en de gemeente moet niet de grootste huizenbezitster in de gemeente
worden. Maar daar staat een andere factor tegenover, n.l. de woningnood.
Als men om de 14 dagen dat passen en meten ziet om de mensen in wo-
ningen onder te brengen, mensen die in vele gevallen geen hoge huren
betalen kunnen en toch moeten wonen, dan kan men het verkopen van
woningwetwoningen wel een prachtig politiek ideaal vinden, maar het is
niet opportuun. Dat heeft spreker persooniijk bewogen om pas op de
plaats te maken met betrekking tot het politiek begeren om het eigen
woningbezit uit te breiden en dat heeft niets te maken met een andere
samenstelling van het college. Spreker is nog eens in de cijfers van de
woningzoekenden gedoken, waarbij hem overduidelijk is gebieken, dat
juist aan de woningwetwoningen zeer veel behoefte bestaat. Als daar nu
nog een deel van wordt verkocht, dan worden de moeilijkheden nog groter
dan ze nu al zijn.
Spreker is dankbaar voor de steun die hij van de zijde van de heer
Brandsma heeft ondervonden. De heer Brandsma is zeer deskundig op dit
gebied, steekt ook elders zijn licht op en beziet deze zaak van alle kanten.
Wat betreft de opmerking van de heer Zegwaart zegt spreker, dat, toen
het college eenmaal na rijp beraad besloten had de raad voor te stellen op
het moment nog niet tot verkoop van woningwetwoningen over te gaan,
het natuurlijk weinig zin had om diverse adspirant kopers te gaan toetsen.
Spreker geeft toe dat het uit een oogpunt van verdedigingstaktiek beter
was geweest om over materiaal te beschikken waaruit kon worden aan-
getoond, dat deze kwestie niet zo gemakkelijk ligt. Spreker vermoedt dat,
als de heer Zegwaart zegt dat 7 van de 10 gegadigden zich zullen terug-
trekken, hij de plank niet ver misslaat. Ook dit is een argument temeer
en te over om aan te tonen dat deze zaak niet zo gemakkeiijk gespeeld zal