30 januari 1965
33
standpunt gesteld dan de meerderheid van het college. Hij wil dat toch
wel even in het midden brengen omdat dit anders straks misschien een
verkeerde indruk zou wekken. Spreker sluit zich dus niet bij de meerder-
heid van het college aan, wanneer zij zegt, dat verkoop van woningwet-
woningen op het ogenblik niet kan in verband met de woningsituatie.
Spreker zou dus op een voorzichtige wijze gaarne tot een uitvoering van
zulk een beleid willen komen.
De voorzitter: ,,Dan kunnen we alle stromingen wel even horen."
Wethouder Bekker vraagt zich af, of het tegenover die groep die bena-
derd zal worden, nu wel juist is om te zeggen dat zij misschien een wo-
ning kan kopen, terwijl, als deze nota door de raad wordt aangenomen,
dat toch niet doorgaat. Dat vindt spreker een beetje pijnlijk.
De voorzitter vraagt of er leden zijn die moties of omlijnde voorstellen
willen indienen.
De heer Rutgers zou veel liever aan het college willen overlaten om
voort te gaan in de richting die een van zijn leden zojuist naar voren heeft
gebracht. Spreker weet eerlijk gezegd niet hoe hij een motie een nieuwe
vorm zou moeten geven. Hij kan toch niet zeggen, dat uit de beraadslagin-
gen is gebleken, dat de 2 jaar geleden aangenomen motie door burgemees-
ter en wethouders niet wordt gewild. Dit lijkt spreker een bijzonder moei-
lijke situatie. Daarom ziet hij als enige uitweg die hij niet de prettigste
vindt dat de raad een commissie ad hoc benoemt om de mogelijkheden
van verkoop te onderzoeken en het werk voor te bereiden. Spreker zou dan
de volgende motie willen indienen. „De raad der gemeente Heemstede
besluit in te stellen een commissie uit zijn midden ter bestudering van de
mogelijkheden van verkoop van woningwetwoningen aan bewoners en de
voorbereiding om tot een dergelijke verkoop te komen." Dezelfde strek-
king dus als de vorige keer. Het verschil is, dat de raad nu een commissie
krijgt die gaat onderzoeken of de woningnood nu ook werkelijk in gevaar
komt als heel voorzichtig wordt voortgewerkt, zoals een van de leden van
het college ons dat heeft voorgehouden.
De voorzitter zegt, dat het college deze motie uiteraard niet ovemeemt.
Het college adviseert de raad deze motie niet aan te nemen. Het gaat er
op het moment niet om om de mogelijkheden van verkoop te onderzoeken,
maar het gaat om één vraag n.l., of het op het moment opportuun is te
verkopen. Spreker dacht dat er genoeg argumenten waren aangevoerd om
te kunnen zeggen, dat zulks bepaald niet het geval is, in verband met de
woningnood, in verband met het toewijzingsbeleid en in verband met de
situatie in onze gemeente.
De heer Zegwaart zou graag van wat hij straks een suggestie noemde
een motie willen maken. Spreker zou de voorlaatste alinea van de nota
van burgemeester en wethouders als volgt willen laten luiden: ,,Wij ver-
trouwen er op, dat U zich met dit standpunt kunt verenigen en stellen U
voor de bovenvermelde motie voorlopig niet uit te voeren."
De voorzitter vraagt of het de bedoeling is van die vijf jaar los te komen
of dat de heer Zegwaart meent, dat het wel 5 jaar zal worden, maar dat
hij het toch niet als een wet van Meden en Perzen wil zien dat eerst over
5 jaar deze zaak weer ter sprake komt, en het daarom wat wil afzwakken
met „voorlopig niet uit te voeren" totdat stemmen uit de raad komen,
hetzij bij een begrotingsbehandeling of anderszins, om deze zaak opnieuw
te bespreken. Spreker gelooft zo wel te kunnen zeggen dat, wanneer dat
het geval zou zijn, het college niet nee zal zeggen. Het college had beslo-
ten deze zaak voorlopig 5 jaar te laten rusten. Spreker meent namens het
college te kunnen zeggen, dat, wanneer de raad binnen 5 jaar bij de behan-