40
30 januari 1965
üe heer Verkouw zegt, dat de voorzitter heeft verteld, dat hij thuis een
brandmeldmg heeft gekregen en toen ijverig naar de brand is gaan zoe-
en. Toen hij geen brand zag is hij gaan fantaseren dat het wel een klein
brandje zou zijn. In concreto. De loco-burgemeester was een brand gemeld
en nu had hij ook kunnen fantaseren dat het een grote brand was.
De voorzitter: ,,Dan had ik de brand gezien."
m?*heer yerho"vy moct dan toch zeggen, dat hij het in de loco-burge-
meester vindt te laken, dat hij, thuis gekomen zijnde, niet de politie of de
brandweer heeft opgebeld teneinde hem nu eens precies te vertellen waar
die brand was.
daf^7e°en brand'f te &aa"' alS ik ma^ veronderstellen
De heer Verkouw: „Nou, nou, als u bedenkt dat de burgemeester het
opperbevel heeft, boven de commandant uit. Het is een zeer zware taak
die op dat moment op de burgemeester rust."
De voorzitter„Het was de eerste keer in mijn ieven dat mij een brand-
meldmg overkwam" J
De heer Verkouw: „Des te belangrijker."
De voorzitter voelde zich niet geroepen om na te gaan waar die brand
trekPkenledflrade h^ mOCht sPreker dc conciusie
ESÏÄSSe'rSS.^6""' W" d" h" sc'loorsteenbr,ndje
De heer Verkouw zegt, eigenlijk niet te moeten hopen, dat de voorzitter
nog eens geroepen zal worden om bij een brand te komen, maar mocht dat
onverhoopt wel het geval zijn, dan hoopt spreker, dat de heer Van Wijk
J nlets gezlcn heeft, toch n°g" eens informeert waar hij wel moet zijn'
ho^6 Yoorz,tter zal dat g'raag' doen. Maar laat men reëel blijven. Dacht de
T tnU W?r jk rla? sPekers commandantschap iets aan deze
brand af- of toegedaan zou hebben; dat spreker zou gezegd hebben-
brand6r T T hh hranden zus of zo- Dat zon aan het verloop van de
brand mets hebben afgedaan, want spreker heeft van branden niet het
minste verstand. Dat moet hij eerlijk zeggen. Spreker zou zeker niet
f!?,de commandant zou hebben gezegd dat hij de brand meester was en het
1Uf-nz0U ^taken het bevel hehhen gegeven met spuiten door te gaan.
Dat kan de heer Verkouw nu wel zo stellen, maar dat had voor het verloop
van de brand geen enkeie verandering gemaakt.
De heer Verkouw: „Dat is een praatje voor de vaak."
De voorzitter,,Niet voor de vaak, dat is realiteit."
he?ft heer Verkouw meent dat de voorzitter vraag 4 slechts gedeeltelijk
heeft beantwoord voor zover daarin gesteld is, dat het juist zou zijn ge-
weest, dat er naast een rapport van de loco-burgemeester maar dat kon
m dlt feval nu niet een raPP°rt van de burgemeester aan de raad was
overgelegd. In dezelfde geest heeft de heer Rutgers gesproken. Had de
raad met wat meer mogen horen
Spreker wil ook nog even terugkomen op het uithakken van het riet dat
m beide huizen gebeurd zou zijn. Het rapport is daaromtrent niet duidelijk
naar sPrekers mening het antwoord van de voorzitter ook niet In het
ene huis zou een poging zijn ondernomen die niet gelukt is en in het
andere huis. Spreker vindt het jammer dat hij het rapport niet voor zich
heeft, maar hier wrmgt îets. Misschien kan de voorzitter dit deel van het
rapport nog even voorlezen.
De voorzitter leest: „Onder dekking van waterstralen is geprobeerd het