42 30 januari 1965
van dat huis is er helemaal aang-egaan. Had men niet eerder ook dat pand
nat kunnen houden en moeten beschermen Dat zijn allemaal vragen die
t°ch wel blijven bestaan en die spreker de Slotvraag (hamvraag) doen
stellen: is het college bereid om dit gehele complex van feiten met het
oog op de toekomst voor te leggen aan de brandweerinspectie en te
vragen of er nadere voorzieningen met betrekking tot de brandweer, naar
materieel en naar bemanning, nodig en mogelijk zijn
De voorzitter moet in de eerste plaats opmerken, dat de directe beoorde-
Img van de gang van zaken of van het commando, geen zaak van het
college is. Alleen in geval uit rapporten van de commandant zou blijken,
dat door onvoldoende materieel de zaken niet zö zijn gelopen als ze lopen
moesten, moet het college eventueel met voorstellen bij de raad komen tot
uitbreiding van dit of van dat. De gang van zaken bij de brand is in de
eerste plaats een zaak van de burgemeester in casu van de loco-burge-
meester. Spreker kan wel zeggen, dat, indien aan het college zou blijken,
dat er ten aanzien van het materieel of voor wat de kundigheid van de
brandweerlieden betreft, lacunes zijn geweest, daarin natuurlijk verbete-
ring zal worden gebracht. Te verbeteren valt er altijd wel iets.
Spreker moet wel aannemen dat de waarnemend commandant even
bekwaam is als de commandant. Een van de twee moet echter comman-
dant zijn. Het wil spreker voorkomen, dat de waarnemend commandant
ongeveer dezelfde kennis en ervaring heeft misschien heeft hij geen
ervaring maar wel kennis, theoretische kennis althans als de eomman-
dant, van wie hij wellicht les krijgt of met wie hij samen misschien les
krijgt van een derde.
Als men geen vuur ziet, waar moet men dan gaan hakken. Spreker
gelooft dat het inderdaad op een gegeven ogenblik een moeilijke beslissing
voor de leiding is geweest. Moet er gehakt worden als er geen vuur meer
is Hoe gemakkelijk kan men niet denken dat men schade gaat aanrich-
ten die misschien overbodig of onnodig is Spreker zou niet weten hoe de
commandant uitmaakt waar hij hakken moet, maar dat heeft hij natuur-
lijk op de cursussen geleerd. Als spreker ooit met betrekking tot het
blussen van branden lessen gaat nemen, zal hij dat ook wel vernemen,
maar hij kan er nu niet op antwoorden.
Of spreker gezegd is waar de brand precies was, weet hij niet meer.
Hem is bijgebleven dat de brand in de Zomerlaan was. Of het huisnummer
er gezegd is, durft hij niet te zeggen. Hij wil het niet ontkennen. Ook
îs hem bijgebleven, dat hij vöôr het eten nog weggegaan is en dat hij,
thuisgekomen zijnde, gezegd heeft, dat hij tot zijn spijt geen brand gezien
had, want als men naar een brand toegaat zo is een mens nu eenmaal,
wil men ook een brand zien.
Dat de Haarlemse brandweer te laat gewaarschuwd zou kunnen zijn
omdat de loco-burgemeester er niet was, neemt spreker bepaaldelijk niet
aan. Hij gelooft zelfs, dat de loco-burgemeester niet kan beslissen wanneer
assistentie moet worden gevraagd maar dat dat beslist moet worden door
diegenen die met het commando van de brandweer belast zijn. Spreker
heeft niet gehoord dat er enige stagnatie is opgetreden doordat gezegd zou
zijn, dat de aanvrage om assistentie niet door het bevoegde gezag zou zijn
gedaan. Men mag toch onder die omstandigheden wel een zodanige delega-
tie aanwezig achten dat, wanneer op een gegeven ogenblik iemand om
assistentie belt naar de bevelvoerende commandant in Haarlem, deze niet
zegt dat hij eerst de burgemeester of de loco-burgemeester aan de tele-
foon moet hebben voor dat hij daar op in kan gaan. Spreker gelooft dus
niet dat de komst van de Haarlemse brandweer ook maar één seconde
vertraagd is doordat iets aan de organisatie van de hulpverlening zou
hebben gemankeerd.
Spreker begrijpt wel dat al deze vragen en antwoorden niet bevredigen.