8
30 januari 1965
houders geen principekwestie, het is alleen een puur praktische aangele-
genheid. Na het vaststellen van een voordracht gaan er soms twee of drie
weken voorbij, naar gelang dat valt, eer een raadsvergadering kan worden
gehouden. Het beleggen van een aparte raadsvergadering voor één benoe-
ming is z.i. ook een vrij overtrokken zaak.
De heer Verhoeven zegt, dat het gesprokene door de heer Zegwaart niet
het gevoelen van de gehele fractie weergeeft. Persoonlijk heeft spreker er
geen bezwaar tegen om de gevraagde delegatie aan burgemeester en wet-
houders te geven, omdat hij weet, dat juist bij het benoemen van onder-
wijskrachten de situatie vrij precair is. Op een gegeven moment moet er
een beslissing kunnen worden genomen. De procedure van benoemingen
door de raad vordert toch minstens een halve maand en dat kan net fataal
zijn. Er is nu eenmaäl een tekort aan leerkrachten en waarom zou de raad
dan de benoemingen niet in handen van burgemeester en wethouders leg-
gen. Het is toch geen halskwestie. Bovendien heeft de wethouder van
onderwijs in de commissie van onderwijs de toezegging gedaan, dat hij de
stukken aan de leden van de commissie zal overleggen zodat, als op
enigerlei wijze tegen een candidaat bezwaar bestaat, dat bezwaar altijd
geopperd kan worden. De commissie voor het onderwijs zit er toch niet
voor spek en bonen terwijl de commissie mede namens de andere raads-
leden kan spreken omdat alle fracties daarin vertegenwoordigd zijn. Het
is z.i. handiger eventueel een extra vergadering van de commissie voor
het onderwijs bijeen te roepen dan een extra vergadering van de raad.
Spreker is dus voor het aanvaarden van dit voorstel.
Mevr. Gaasterland, namens haar fractie sprekende, zegt, dat zij in de
onderwijscommissie heeft aangevoerd, dat, indien burgemeester en wet-
houders een onderwijskracht benoemen helemaal ingaande tegen de visie
van de raad, er dan niets meer aan te doen is. Dat geval zal wel theoretisch
zijn, maar in ieder geval is het zo. Spreekster is later overstag gegaan
omdat de wethouder toezegde, dat hij in ieder geval de benoemingen in de
onderwijscommissie zou brengen. Maar nu spreekster zo de verschillende
stemmen uit de raad hoort, is zij toch ook geneigd om de gevraagde
delegatie niet te verlenen.
De heer Verkouw komt het voor, dat de figuur die de heer Verhoeven
zich indenkt en die de wethouder blijkbaar in de commissie voor het
onderwijs heeft toegezegd, om in bepaalde gevallen de commissie wel te
horen, een vrijwel even groot oponthoud bij een benoeming zal geven. Het
is niet mogelijk de stukken bij de leden te laten circuleren noch de leden
op korte termijn bijeen te roepen. Spreker gelooft niet dat dat een winst-
punt zou zijn. Hij laat nog even rusten of het met de wet in de hand ver-
dedigbaar is, dat, als de raad deze bevoegdheid aan burgemeester en wet-
houders heeft gedelegeerd, evengoed een commissie uit de raad bij benoe-
mingen wordt ingeschakeld. Spreker zou daar niet direct ja of nee op
kunnen zeggen.
De voorzitter zegt, dat dit naar zijn gevoelen met de wet in de hand
zeer zeker verdedigbaar is. Burgemeester en wethouders kunnen altijd een
commissie horen.
De heer Verkouw: ,,Een commissie van bijstand ten behoeve van de
raad?"
De heer Rutgers meent, dat het inschakelen van de commissie voor het
onderwijs bij benoemingen in de praktijk wel kan, hoewel het op geen
enkele wet steunt. Spreker wil zijn bezwaren tegen delegatie in dit geval
toch wel handhaven. Hij gelooft dat de wethouder hem juist gesteund
heeft door te zeggen dat het tot dusver nog niet is voorgekomen dat een
benoeming bij het lager onderwijs is afgesprongen door een te late beslis-