25 maart 1965
74
spoedigen, zoals de heer Rutgers uiteenzette. Spreker gelooft dat dit punt
wel bekeken zal moeten worden.
Wethouder Van Wijk antwoordt, dat diverse sprekers deze aankoop
betrokken en beschouwd hebben in het licht en ook in de moeilijkheid
van de woningbouw, waarvoor deze grond uiteraard bestemd is, en spreker
kan zich de grote zorg voorstellen van al degenen die gesproken hebben
welke zorg zich paart aan die van het college of het nu wel mogelijk
is op deze dure grond zodanig te bouwen dat ook woningwetwoningen
kunnen worden gebouwd. Het komt spreker voor dat men in deze heel
reëel moet zijn. In de eerste plaats staat het vast, dat men zonder grond
helemaal niet aan bouwen toekomt. In de tweede plaats heeft nakaarten
weinig zin en zeker niet onjuist nakaarten, want deze grond is nooit te koop
geweest voor 4 of 4,50 per m2. De eigenaar wist heel goed, en ook reeds
in een ver verleden, dat zijn grond voor woningbouw zou worden bestemd.
Hij heeft altijd gezegd: ik heb geen haast, ik wacht mijn tijd wel af. Bij
deze onderhandelingen is ook niet eenvoudig maar de prijs gegeven die
gevraagd werd.
Aan deze koop zijn langdurige onderhandelingen voorafgegaan waar-
na tenslotte een aanzienlijk lagere koopprijs uit de bus is gekomen dan
de eigenaar zich in het hoofd had gesteld. Het is het goede recht van de
verkoper om een prijs te vragen, het is het goede recht van de koper om
een bod te doen. Tenslotte hebben partijen elkaar ergens gevonden. Na-
tuurlijk op basis van bouwgrond. Sprekers collega aan zijn rechterzijde
heeft daarvan al iets gezegd. Hoogwaardige bollengrond is het bepaald
niet naar het spreker voorkomt, maar men moet hier denken aan bouw-
grond in een goedgekeurd uitbreidingsplan. Voor de taxateur geldt 't alter-
natief: als de grond niet gekocht wordt moet zij onteigend worden en
onteigening kan pas plaats hebben als er een bouwplan is. Hij moest bij
zijn waardebepaling er wel van uitgaan dat de grond in een goedgekeurd
uitbreidingsplan lag waarop gebouwd kon worden en niet voor recreatie
was bestemd. Dat ligt naar sprekers mening allemaal wel goed. Zowel
juridisch als planologisch is dat wel goed bekeken.
Teruggaande naar de zorg met betrekking tot de woningwetbouw wil
het spreker voorkomen, dat hier toch wel weer zal moeten worden toege-
past, hetgeen altijd al is gebeurd en in elke gemeente gebeurt, n.l., dat
een splitsing wordt gemaakt in de prijzen voor grond bestemd voor de
woningwetbouw en voor de andere bouw. De woningwetbouw zal in dit
bouwplan niet de meest aantrekkelijke plaats krijgen, zo is dat nu een-
maal, en niemand kan daar overwegende bezwaren tegen hebben. Spreker
verwacht niet dat in de totaliteit met deze gronden financieel uit zal wor-
den gekomen. Het kan best zijn dat het tekort uit de algemene middelen
zal moeten worden bijgepast. Spreker veronderstelt, dat de raad, als hij
voor de keus komt te staan om niet te bouwen of op de een of andere
wijze wat geld bij te passen, deze het laatste wel zal kiezen. Het lijkt hem
dat het die weg wel op zal moeten gaan, maar dat is iets voor de toekomst.
In elk geval heeft de gemeente deze grond nodig.
Terecht is gesteld, dat het instemmen met deze aankoop zal afhangen
van het feit, hoever de voorbereiding van het uitbreidingsplan voor deze
grond is gevorderd, zodat hier spoedig kan worden gebouwd. In een recent
verleden heeft de raad, nu er nog een drietal misschien een viertal plaat-
sen zijn waar gebouwd kan worden, uitgemaakt, welke soort bouw zal
worden toegepast en in welke hoeveelheid. Vroeger werd dat per plan en
dan nog weer in onderdelen vastgesteld, en dan moest maar worden afge-
wacht hoe het met het restant zou gaan. De raad heeft het burgemeester
en wethouders daarmede beslist niet gemakkelijk gemaakt, maar toch
heeft hij een juiste weg gewezen, die burgemeester en wethouders trouwens
in principe ook al gegaan waren. Burgemeester en wethouders moeten nu